Recensie: Jon Fosse – Ochtend en avond
‘die wonderlijke rustige rust en dan o o oe’
Als Johannes op een ochtend opstaat om, zoals gewoonlijk, in het haventje naar zijn boot te kijken, is er iets veranderd: het licht door het raam? Zijn lichaam dat ineens een stuk lichter voelt dan andere dagen? Hij komt er niet goed achter. Zijn vrouw is al een tijdje dood.
Deze eenvoudige setting van Ochtend en avond is typisch voor de Noorse Nobelprijswinnaar Jon Fosse. Zijn werk doet denken aan de improvisatie in de muziek: een klein thema wordt uitgebreid in variaties. Er zullen lezers zijn die er kromme tenen van krijgen, omdat je voortdurend in cirkeltjes draait, maar de liefhebber die zich overgeeft, kan er niet genoeg van krijgen.
Fosses personages zijn vaak eenvoudige mensen en op het eerste gezicht lijkt er niet veel te gebeuren: iemand staat ’s morgens op en drinkt een kop koffie, rookt een shagje. Hij is langzaamaan de leeftijd voorbij dat hij erop uittrekt met de boot en gaat vissen. Daarom staat hij wat te drentelen in de keuken. Zal hij wel naar de haven gaan, of zal hij toch thuisblijven? Het zijn van die alledaagse aarzelingen die iedereen wel zal herkennen. Wat de meeste schrijvers niet de moeite van het schrijven waard zullen vinden, wordt bij Fosse eindeloos herhaald:
[…] en hoeveel licht hij ook aanstak, echt licht werd het ook niet, dus wat dat betrof kon hij net zo goed in bed blijven liggen zo lang als hij wilde, alleen je kon je ook niet helemaal laten gaan, hij moest in beweging blijven, moest iets doen, anders zou hij verstijven en vastroesten, want een jonge kerel, nee, dat was hij allang niet meer, dacht Johannes, nee, nu moest hij op de been zien te komen, dacht hij, nu kon hij niet langer blijven liggen, en zo’n trek als hij had in een shagje, ja, een shagje, dat zal smaken in ieder geval, denkt Johannes, en het is koud in het zijkamertje, in de kamer ook, maar in de keuken heeft de kachel de hele nacht gebrand, dus daar moest hij maar naartoe, een shagje draaien, een ketel water opzetten […]
Je hoort jezelf denken, zonder begin en einde van een zin, en je wordt er doodmoe van. Je komt in het ritme terecht van de oude man die rondjes draait op de vierkante meter in zijn aarzeling om wel of niet zijn bed uit te komen, zijn huis uit te gaan, de boot in te stappen. Net als in de muziek kan er dan een instrument of een ander thema binnengehaald worden, dat dan mee zal spelen met wat er al gaande is. Precies op die manier krijg je stukje bij beetje de geschiedenis van Johannes te horen, niet heel uitgebreid, maar wel genoeg om te weten hoe hij eraan toe is.
Het verhaal bestaat uit twee delen. In het eerste wordt Johannes geboren en staat zijn vader Olai voor de deur waar alles gebeurt, te drentelen en zich druk te maken om zijn vrouw en het kind dat hij spoedig zal zien en van wie hij al zeker weet dat het een zoon zal worden en dat ze hem naar zijn vader, Johannes, zullen noemen. Dit deel beslaat slechts vijftien bladzijden, maar het is van groot belang voor wat dit kleine verhaal openbaart: de ochtend en de avond van het leven.
Een en al stijl is het werk van Fosse en die voortdurende cirkelbeweging roept in alle eenvoud juist het wonder van het leven op: de geboorte die je eigenlijk met niets dan verwondering kunt aanschouwen:
[…] die schreeuw is verdwenen en zo zacht zacht net als het rode en donkere en zacht en warm en dan wit en zacht en warm daar tussen zijn lippen en vast en wit en alles is rustig en dan je bent zo lief jij zo lief jij zo’n mooie jongen dat ben je en niemand is zo mooi als jij niemand nergens op de hele wereld zo mooi als jij jij ben de mooiste liefste Ja het is een mooie jongen ja Mooi is hij ja Mijn hemel Je hebt een zoon gekregen en zacht en vochtig en dan die wonderlijke rustige rust en dan o o oe en dat witte oe en zacht zo o en hard en oe o zo zo o oe […]
Als het verhaal al is begonnen met dit wonderlijke begin van een leven, dan kun je in dat veel langere laatste deel vol overgave op het volgende wonder wachten, het wonder dat Johannes al voelt als hij die ochtend opstaat, maar waar hij nog niet helemaal de vinger op kan leggen. De liefste mensen om hem heen, zijn vriend Peter en zijn vrouw Erna, zijn al overleden, maar op die ochtend ziet hij ze steeds, praat even met hen en dan verdwijnen ze weer en dan twijfelt hij daarna aan wat hij gezien heeft. Zal hij de boot instappen die hem naar de overkant brengt? Is het Peter die hem naar de overkant brengt met zijn boot vol krabben?
Wat mij betreft is dit werk pure schoonheid, een soort aanbidden van het leven, het nu waarin we cirkelend ons voortbewegen van begin naar einde, steeds weer opnieuw, tot de lieve jongste dochter Signe zich snelt naar het huis van haar vader.
Dietske Geerlings
Jon Fosse – Ochtend en avond. Vertaald door Marianne Molenaar. Uitgeverij Oevers, Zaandam. 112 blz. € 21,00.