Vakmanschap en variatie

In tegenstelling tot wat de ondertitel Verzamelde gedichten suggereert, bevat de tweetalige bundel Tijdelijke helden niet alle gedichten van W.H. Auden: het is een zeer uitgebreide bloemlezing, die is samengesteld en vertaald door Han van der Vegt. Achterin de bundel heeft hij een aantal gedichten voorzien van verhelderende aantekeningen en ook zijn nawoord boeit.

De bundel bestaat uit vier delen: ‘Dichter worden’, ‘Dichter in de wereld’, ‘Amerika’ en ‘Italië en Oostenrijk’ – als Engelsman verhuisde Auden naar de VS en vervolgens naar de twee andere landen. Een zichtbare verandering in zijn werk kwam voort uit zijn terugkeer naar de Anglicaanse Kerk, iets wat geen gevolgen had voor de continuïteit in zijn werk, omdat hij altijd al sterk varieerde in vormen, stijl en thematiek. Van der Vegt spreekt in zijn nawoord over ‘de op de vergankelijkheid verliefde minnaar, de politieke banvloekprediker, de van gravitas vervulde grafredenaar, de schouwer in de kronkelingen van de geschiedenis, de mysteriezanger, de cabaretier.’ Hij noemt Auden een moderne dichter, maar geen modernist: dat waren volgens hem ‘gekwelde zonderlingen of eenzaten’. Auden daarentegen nam volop deel aan het leven. Dat deed T.S. Eliot, een van de stamvaders van het modernisme, natuurlijk ook: hij was onder andere uitgever, werkte bij een bank en in het laatste van zijn vier kwartetten, ‘Little Gidding’, verwerkte hij zijn ervaringen als blokhoofd tijdens de bombardementen van de Luftwaffe op Londen.

Hoe dan ook, het werk van Auden is sterk modernistisch. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de nadruk op vakmanschap, de voorkeur voor het algemene boven het persoonlijke, intertekstualiteit en traditie als basis van poëtische vernieuwing. Een voorbeeld is de driedelige serie gedichten met de titel ‘The Sea and the Mirror / De zee en de spiegel’ (1944), een vervolg en een commentaar op The Tempest van Shakespeare. De eerste twee delen zijn te lezen als een theatertekst, en aan iedere figuur zijn onderling verschillende, traditionele dichtvormen toegekend: canto’s, sonnetten, villanelles en sestina’s. (De dichtvormen zijn te vinden in het Letterkundig lexicon van DBNL). Het stuk eindigt met een lang prozagedicht in de stijl van Henry James, ‘Caliban to the Audience / Caliban tegen het publiek’. Auden beschouwde ‘The Sea and the Mirror’ als een hoogtepunt in zijn werk.

Ook het regelmatig herschrijven, herschikken en schrappen van gedichten komt bij modernisten veel voor – in een versnipperde wereld is niets definitief. Van der Vegt heeft met dat laatste geen rekening willen houden. Hij koos voor de laatste versie van de gedichten, omdat hij weigert te geloven dat ‘iemand die met het stijgen der jaren van mening verandert, daarmee ook noodzakelijk wijzer is geworden.’ Hij beroept zich op Edward Mendelson, de redacteur van de Selected Poems; Revised Edition en de Complete Works, die hetzelfde heeft gedaan. Geen sterk argument.

De voorkeur voor het algemene boven het persoonlijke zie je ook in Auden’s liefdesgedichten. In ‘Leap Before You Look / ‘Spring voordat je kijkt’ dreigen twee geliefden van elkaar te vervreemden. Een van de twee zal in het diepe moeten springen om dat te voorkomen. De laatste strofe, zowel in het Engels als in de vrije vertaling van Van der Vegt:

A solitude ten thousand fathoms deep
Sustains the bed on which we lie, my dear:
Although I love you, you will have to leap;
Our dream of safety has to disappear.

Er gaapt een duizend vadem diepe krocht
onder ons bed en onze vaste haard
en ooit verraadt de veiligheid je toch;
weet dat ik van je houd, en spring nu maar.

Alleen als je van Auden’s biografie op de hoogte bent, kun je weten dat hij hier op een verhulde manier refereert aan zijn relatie met Chester Kallman. Hij hoopte hem te ‘kunnen overtuigen om zich ook te bekeren tot het christendom, zoals hij zelf in voorgaande jaren had gedaan’, aldus Van der Vegt in zijn aantekeningen. Kallman deed het niet.

Huiveringwekkend is ‘Refugee Blues’ uit 1939, over de weerzin tegen Joodse vluchtelingen uit nazi-Duitsland. Het gedicht is akelig actueel: de Jodenvervolging is voorbij, maar de vreemdelingenhaat tiert weer volop. De volgende strofe zou in een gedicht uit 2024 kunnen staan:

Ik kwam op een bijeenkomst, de spreker besloot:
‘Als we hen binnen laten, dan stelen ze ons brood’:
hij had het over ons, mijn lief, hij had het over ons.

Het gedicht, een blues immers, werd op muziek gezet door Elisabeth Lutyens en gezongen door Hedli Anderson. Hij is jaren later nog een paar keer uitgevoerd, onder andere door Ted Slowik. Zijn versie is onvergetelijk.

Gedichten van Auden werden vaker op muziek gezet, onder andere voor musicals. Hij werkte regelmatig samen met de componist, pianist en dirigent Benjamin Britten.

Helaas vallen de vertalingen van Van der Vegt soms erg tegen. De glans van Auden’s ritme en klankrijkdom verdwijnt dan, zoals in de regel ‘The cravings of lions in dens, the loves of dons’. (‘Casino’) Van der Vegt: ‘het steunen van leeuwen in hun holen, professorenliefdes’. Soms is de vertaling lachwekkend: ‘At tables round me al the winners sit, / Lean over, talking to a lovely prize’ (Five Poems, III) wordt ‘rondom mij zit elke geslaagde vent / met één hand bij zijn prijsjuf op de knie’, en een enkele keer ronduit onbegrijpelijk als je de oorspronkelijke regel niet hebt gelezen. ‘He threw away a rival’s silly book / And clattered panting up the spiral stair.’ (The Second Temptation); ‘hij wierp terzijde andermans dwaas boek / om met de wenteltrap stroef op te gaan.’ Daarentegen komen de vertalingen van prozagedichten volkomen natuurlijk over. In het gedicht met de aan Goethe ontleende titel ‘Dichtung und Wahrheit’ vraagt de dichter zich af of hij in staat zou zijn de gedachte ‘Ik hou van Jou’ precies weer te geven. Dat lukte niet, en in vijftig prozagedichten lezen we waarom. Het tweede:

II
Van een gedicht van een ander eis ik in de eerste plaats dat het goed is (wie het geschreven heeft is van minder belang); van elk gedicht van mijzelf eis ik in de eerste plaats dat het echt is, dat het, hoe het ook zij, laat zien dat het, net als mijn handschrift, herkenbaar door mij is geschreven. (Met betrekking tot zijn eigen gedichten overlappen de voorkeuren van de dichter en die van zijn lezers vaak, maar vallen zelden samen).

‘Dichtung und Wahrheit’ zou voor iedere dichter verplichte kost moeten zijn.

Hans Puper

W.H. Auden – Tijdelijke helden. Verzamelde gedichten. Vertaald door Han van der Vegt. Van Oorschot, Amsterdam. 632 blz. € 45,00.