Wie was Hawarden? En wat?

Van de speelfilm Monsieur Hawarden, een Belgisch-Nederlandse coproductie uit 1968 in zwart-wit van regisseur Harry Kümel, met Ellen Vogel, Hilda Uitterlinden, Joan Remmelts en Dora van der Groen in de hoofdrollen, produceert mijn geheugen slechts een paar flarden, opgeroepen door de naam Hawarden. Ik geloof niet dat ik er als adolescent voor naar de bioscoop ben geweest, misschien is de film ooit op tv vertoond en herinner ik me daar een paar beelden van. Overigens blijkt Monsieur Hawarden nog steeds op dvd verkrijgbaar.

Onlangs verscheen bij de Antwerpse uitgever TZARA een herdruk van novelle Monsieur Hawarden, van de Vlaamse auteur Filip De Pillecyn (1891 – 1962), oorspronkelijk gepubliceerd in 1935. Tom Lanoye schreef een voorwoord over de novelle en over De Pillecyn, maar TZARA liet het daar niet bij: meer dan de helft van het boek bestaat uit het gedetailleerde verslag van een grondig onderzoek naar de werkelijke persoon Hawarden en zijn/haar leven, geschreven door Annick Lesage. Want Monsieur Hawarden heeft echt bestaan en zowel de film als de novelle baseren zich op een deel van de geschiedenis van Hawardens leven, zij het dat de film een groot fictief element toevoegt, waarover hieronder meer.

Eerst de novelle. In een bestek van 43 bladzijden vertelt De Pillecyn het verhaal van de komst en het jarenlange verblijf rond het midden van de negentiende eeuw van een tamelijk raadselachtige man, Hawarden genaamd, in Ligneuville, een plaatsje nabij Malmedy in het oosten van België. Hawarden gaat tamelijk verfijnd gekleed, rookt onafgebroken sigaren en sluit vriendschap met de jonge Alex, met wie hij lange natuurwandelingen maakt. Op zijn sterfbed, het is dan 1863, bevestigt hij met een simpel ‘Qui, mon petit’ de van Alex’ gelaat afstralende, maar onuitgesproken blijvende vraag: ja, hij is een vrouw.

Gaat het om een vrouw die deze uithoek van België heeft opgezocht om daar, waar niemand haar kent, als man door het leven te kunnen gaan? Draagt ze iets met zich mee wat niemand mag weten, maar wat haar af en toe in een staat van diepe melancholie laat afglijden? De Pillecyn vertelt het verhaal in een vloeiende, maar onopgesmukte stijl en op tamelijk afstandelijke toon. Hij onthoudt zich van speculaties over een of andere duistere gebeurtenis in Monsieur Hawardens pre-masculiene verleden. Daarin verschilt de novelle wezenlijk van Kümels film, want in de film is een ooit gepleegde moord het motief voor Hawarden om zich, consequent als man vermomd en zich als man gedragend, te vestigen in een streek waar niemand haar kent.

In Nederland is De Pillecyn vrijwel onbekend. In Vlaanderen kent men hem als begenadigd schrijver, maar ook als flamingant en als collaborateur tijdens de bezetting door Nazi-Duitsland. In zijn voorwoord schrijft Tom Lanoye dat De Pillecyn zijn bedenkelijke collaborateursverleden nooit heeft afgezworen en zich na de oorlog de dupe voelde ‘van een wrede en zelfs wederrechtelijke afrekening, hem aangesmeerd door de rancuneuze Belgische staat […].’ Hij behoorde tot kringen van Vlaamse collaborateurs die de propagandaleugen verspreidden dat Vlaamse nazicollaborateurs na de oorlog veel harder aangepakt waren dan Franstalige, louter vanwege hun Vlaams-nationalistische idealen, wat ze vervolgens aanvoerden om zichzelf tot slachtoffers van een politieke heksenjacht uit te kunnen roepen. In zijn novelle Monsieur Hawarden staat overigens geen woord dat geassocieerd kan worden met Vlaams-nationalistische en nationaalsocialistische opvattingen, meen ik (maar het zou kunnen dat ik hondenfluitjes heb gemist die een Nederlander niet, maar een Vlaming wél hoort).

De bladzijden 75 tot en met 239 zijn gevuld met Annick Lesage’s onderzoeksverslag. Dat begint met een foto van de steen op het graf van Monsieur Hawarden in Ligneuville. Daar staat behalve de naam Monsieur Hawarden ook de naam op die zij bij haar geboorte kreeg (maar met een spelfout die ik hier niet overneem): Meliora Gillibrand. Zij was een van de dochters van Engelse, katholieke ouders, die haar de roepnaam Mary gaven. Het gezin emigreerde in 1816 naar Frankrijk. Mary ging naar een katholieke klooster-kostschool, waar ze onhanteerbaar bleek en zich als een ‘tomboy’ gedroeg. Dat was voor een andere leerling, ene Aurore, aanleiding om direct vriendschap te sluiten. Aurore kennen we, maar dan van haar pseudoniem en haar voorkeur voor scherp gesneden mannenkostuums: George Sand. Sand voerde haar in haar Histoire de ma vie op als Mary G***.

Lesage diept veel op, zij het meer over Sand dan over Gillibrand, en laat niets weg. Op de vraag wat Gillibrand bewogen kan hebben om zich als man in een Belgische uithoek te vestigen, kan Lesage het antwoord echter niet geven. Speculaties als ‘geharnaste vrouw’ (De Pillecyn), transman, of être double: dubbelwezen of hermafrodiet, zijn niet meer dan dat: speculaties zonder grond, aldus Lesage. We moeten het doen met Sand, die ergens schreef dat het tomboy-meisje Mary Gillibrand eenmaal volwassen een mooie vrouw was geworden, maar ‘pas de notre sexe par caractère’ (qua karakter niet van onze sekse).

Het is trouwens maar de vraag of zo’n nadere determinering zin heeft. Stel dat er bewijsmateriaal voor handen zou zijn waaruit blijkt dat Mary zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken had, zegt dat dan eigenlijk wel iets over een keus gekleed als man of als vrouw en wel of niet lurkend aan sigaren door het leven te gaan?

Monsieur Hawarden is geïllustreerd door Reinhart Croon; in Lesage’s onderzoeksverslag zijn vele foto’s en afbeeldingen van tekeningen en schilderijen opgenomen. Het gebonden hardcover boek is voorbeeldig uitgegeven.

Hans van der Heijde

Filip De Pillecyn – Monsieur Hawarden. Voorwoord Tom Lanoye. Auteur onderzoeksverslag Annick Lesage. Illustraties Reinhart Croon. TZARA, Antwerpen. 240 blz. € 27,98.