Als een huis

Het is de taal die in het werk van Fleur Bourgonje excelleert. De taal waar je een huis van kunt bouwen, een muur van bescherming tegen het geweld in de wereld, waarmee je de vergankelijkheid, de melancholie kunt vervormen, een beetje buiten de deur houden, waarmee daarnaast een tijdspanne valt te onderzoeken. Waarmee ook verschillende periodes, in verschillende decors, aan elkaar kunnen worden gesmeed, zoals in alweer de negende dichtbundel van de hand van Bourgonje met de veelzeggende titel Het geheugen van een huis. Welk ander object leent zich daarvoor beter dan een huis – in welke vorm dan ook, iets met een dak, desnoods van zeildoek – waar steeds weer andere bewoners kunnen schuilen, exponenten van verschillende generaties met hun eigen herinneringen.

Je kunt een huis afbreken, zoals in de eerste cyclus van de bundel, maar herinneringen blijven bestaan, op de plek zelf, in de bouwstenen die worden afgevoerd, in de inboedel die geheel of gedeeltelijk wordt meegenomen naar een andere plek. Hoe graag bladert een mens niet in oude fotoboeken, vergelijkt de situatie van toen met de huidige toestand, kleine scheutjes melancholie die een mens toch nodig heeft, als verklaring van de ontheemding, van de ontreddering die de voortgang van de tijd met zich meebrengt.

Het sterke van Het geheugen van een huis is juist het benoemen van die verschuivende werkelijkheden. In zeven cycli, die heel vernuftig met elkaar zijn verknoopt, wordt duidelijk gemaakt wat het daadwerkelijk betekent om geen uitzicht te hebben op een onderkomen, om overgeleverd te zijn aan het toeval, aan welwillendheid.

Het begint met het kappen van ‘reumatische’ bomen, vogels die hun nesten moeten verlaten, die ‘blindelings de leegte invliegen’. In hoeverre zijn zij anders dan de vrouw die voor haar ogen een huis gesloopt ziet worden? Een gruwelijke aanblik, waaraan een mens zich toch niet kan onttrekken, om te resumeren, om te herinneren, om te denken aan de verhalen die er zijn ontstaan, aan de liefdes die er zijn gevoed.

Wat doorstaan en beleefd en gekoesterd werd
had geen waarde voor wie het bevel gaf
tot afbraak, het ging in de laadbak
die aan de overkant klaarstond, dumpen
is het woord dat bij takelen
en teloorgang hoort –

Bourgonje stelt terecht dat het cement broos is. Dat geldt ook van het cement van de taal, voor de nuance, de subtiliteit.

Een diep geheim groeide hier uit tot gedicht
niet eenstemmig te duiden: woorden
gaan niet gelijk op met wat waar is
wat werkelijkheid heet –

Het is het eigen pleisterwerk van de bewoonster dat weg wordt geschraapt, alsof je huid wordt afgestroopt. Ook al blijft een residu van het huis achter in een oud vervilt kleed uit een ver land. Een kleed dat gelijk de geuren, de herinneringen van de wevende vrouwen heeft opgenomen. Het bewustzijn van een object. De brug naar een volgende cyclus over ontheemding. Directer, duidelijker afgebakend. Een tentenkamp met een vrouw in barensnood tussen twee fronten.

Ook tenten hebben geheugen. Een zeildoek
weet wat zich afspeelt beneden, bezijden
wat uit de lucht op een vluchtkamp kan vallen
wat kou en hitte en hagel
wat een zandstorm is –

Bij een bezoek aan het Rijksmuseum weet de observator, de dichter, de verbanden te leggen. De verschoven werkelijkheden te koppelen bij het aanschouwen van een schilderij.

Haar geplooide jak is geen vod
de kamermuur geen zeildoek
maar landkaart, topografie onbekend
een willekeurig stuk aarde –

In de cyclus ‘Dakgoot, overloop’ brengt Bourgonje de werelden letterlijk samen in een enkel gedicht, maakt daarmee de onwaarschijnlijkheden waar, zichtbaar voor de lezer. De dichter als nomade, één met de nomaden van de wereld, ‘bekwaam in komen en gaan’. In ‘De stronken, de stenen’ komt ze terug op de sloop van de bomen, maakt de bundel mooi rond, geeft een hoopvol signaal af.

De weg terug vinden is gegeven aan dieren.
Mensen schikken zich zoekend in hun lot

[…]

De kunst van het leven is verder te trekken
met wat overblijft na een sloop

amper een handvol
bijna niet zichtbaar

het past in de taal
het past in een hoofd –

Het proza en de poëzie van Bourgonje is denkelijk zo origineel, zo puur, omdat zij als persoon een ontdekkingsreiziger is. Zij is opgegroeid in Achterveld, een dorp in de Gelderse Vallei, een ‘grensgebied’, in een familie van hoefsmeden waar het lezen niet de hoogste prioriteit had. Op dat moment gaat een kind zelf op onderzoek, leert zichzelf een eigen taal aan. De autodidact moet het zelf allemaal uitzoeken, vindt met een beetje geluk een eigen methode. In de jaren zestig trok Bourgonje de wereld in, leerde zo andere culturen kennen en benoemen.

Het geheugen van een huis is geschreven in klinkklare taal met als startpositie een duidelijk gevoel. Het zorgt voor een doordesemde eenheid. Bourgonje voegt de uit elkaar vallende werkelijkheden samen, zoals je een geliefde vaas die is gevallen weer in elkaar zet, de brokstukken lijmt, in dit geval met de taal.

Guus Bauer

Fleur Bourgonje – Het geheugen van een huis. Uitgeverij Magonia, Utrecht. 60 blz. € 18,95.

Eerder verscheen deze recensie van de bundel.