De kusten, bergen en nevels van de Duitse Romantiek

Caspar David Friedrich (Greifswald 1774 – Dresden 1840) geldt al meer dan een eeuw als de grootste Duitse schilder van de Romantiek, een reputatie die hij vooral dankt aan de melancholie die zijn schilderijen oproepen. Florian Illies, kunsthistoricus, voormalig weekbladredacteur en schrijver met een paar succesvolle titels op zijn naam, schreef over Friedrichs leven, over de reis door de tijd die Friedrichs werk heeft gemaakt en over hoe dat werk in verschillende perioden werd ontvangen. Zijn boek, Zauber der Stille, verscheen in Duitsland in 2023, vrijwel gelijktijdig met de opening van een grote overzichtstentoonstelling van werken van Friedrich in Hamburg. Uitgeverij Alfabet bracht onlangs een vertaling uit, getiteld Betoverende stilte.

Friedrichs levensloop is niet bepaald een Fundgrube van materiaal voor een onderhoudende biografie. Hij studeerde vier jaar aan de kunstacademie in Kopenhagen, maar het enig bijzondere dat Illies daarover weet te melden is dat hij het schilderen van menselijke figuren, frontaal afgebeeld, nooit goed onder de knie wist te krijgen. In zijn latere schilderscarrière onderving hij dat manco in zijn vaardigheid door mensen alleen van achteren af te beelden, als hij al mensen afbeeldde. Het zou hem vast hebben geplezierd dat dit later – veel later – als een typisch stijlkenmerk van hem werd uitgelegd en als zijn methode om de toeschouwer mee te laten kijken en mee te laten peinzen met de afgebeelde figuur om zich aldus voor even met die laatste te kunnen vereenzelvigen.

Friedrich deed zijn hele leven niets anders dan tekenen en schilderen. Dat laatste vooral in zijn verduisterde atelier in Dresden. Maar voor een flink deel van wat hij schilderde was de Duitse Oostzeekust – de krijtrotsen van Rügen bijvoorbeeld – zijn inspiratiebron. Friedrich moet dus een oeuvre van respectabele omvang bij elkaar hebben getekend en geschilderd. Maar slechts een betrekkelijk klein deel is ons overgeleverd. Veel van zijn werk is ten prooi gevallen aan vlammen.

Illies heeft van Betoverende stilte een vierluik gemaakt en de panelen vernoemd naar de vier elementen, vuur, water, aarde en lucht. Omdat in elk van de schilderijen van Friedrich een van de elementen nadrukkelijker aanwezig is dan de andere en je zijn werk op die manier goed kunt indelen, maar ook omdat vuur vaak, al te vaak, zijn tol heeft geëist. Illies begint in het aan vuur gewijde deel I met de grote brand in het Münchener Glaspalast op 6 juni 1931, waar een expositie van honderdtien schilderijen van Duitse romantici was georganiseerd. Daaronder negen topwerken van Friedrich. Het Glaspalast en alles wat zich daarin bevond gingen verloren. Van de vele rampen die Friedrichs werk hebben getroffen, was dit de ergste.

Een paar dagen voor de brand bezocht Hitler de expositie. Hij was een groot bewonderaar van Friedrichs werk en je zou kunnen zeggen dat hij, zeker vanaf 1933, de belangstelling in Duitsland daarvoor een flinke impuls gaf. Hitler en de nazi’s gaven een vervolg aan de herontdekking van Friedrich rond de eeuwwisseling, nadat hij in de tweede helft van de negentiende eeuw min of meer vergeten raakte. De nazi’s riepen hem uit tot de grootste schilder van de Duitse Romantiek, maar ook als de kunstenaar die het dichtst bij de verbeelding van de Duitse geest was gekomen. Dat is eigenlijk raar, want als Friedrich mensen afbeeldde, gaf hij ze een houding die diep gepeins suggereert – denk aan een van zijn beroemdste schilderijen, Mönch am Meer -, terwijl in het hart van fascisme en nationaalsocialisme nu juist niet contemplatie en gepeins staan, maar de nietsontziende, rücksichtslose daad. Daar komt nog bij dat de stille melancholie die uit Friedrichs schilderijen spreekt, ver af staat van een van de belangrijkste kenmerken van ‘nazi-kunst’, die immers op krachtige wijze de verwachtingsvolle blik naar een stralende toekomst trachtte te verbeelden.

Tijdens de oorlog werd een deel van de werken van Friedrich vernietigd door bombardementen, terwijl tijdens de bevrijding destructiedrift van soldaten van het Rode Leger zijn tol eiste. Van wat waarschijnlijk onbeschadigd door de oorlog kwam, is een deel verdwenen. Illies suggereert dat Russische militairen met oog voor kunst werken als oorlogsbuit hebben meegenomen, zodat zich in Rusland in schilderijen van Friedrich zouden kunnen bevinden in particulier bezit.

Na de oorlog nam de belangstelling voor Friedrichs werk weer sterk af, nu natuurlijk omdat Hitlers bewondering en lof positieve aandacht ervoor verdacht maakte. Maar al in de jaren 1960 herontdekte de DDR Friedrich, want per slot van rekening lagen zijn geboorteplaats Greifswald, zijn Dresdener atelier en de landschappen en kusten, afgebeeld op zijn schilderijen, binnen de DDR-staatsgrenzen. Intussen is de belangstelling voor Friedrichs werk groter dan ooit en al lang niet meer beperkt tot Duitsland.

Illies is er goed in geslaagd in Betoverende stilte om zonder de lezer op dwaalsporen te brengen min of meer parallel aan elkaar drie geschiedenissen te vertellen, die van Caspar David Friedrichs leven, die van zijn werk en die van de perceptie daarvan. Hij doet dat in een soepele, toegankelijke stijl die met een cliché als elegant pleegt te worden betiteld.

Hans van der Heijde

Florian Illies – Betoverende stilte. Vertaling Gerrit Bussink en Izaak Hilhorst. Alfabet Uitgevers, Amsterdam. 238 blz. € 24,99.