Wegkijken met Isherwood

Ik had mezelf een weekend met Christopher Isherwood gegund. Toevallig verschenen dit jaar heruitgaven van drie van zijn romans in het Nederlands. Vooral naar Een man alleen, uit 1964, was ik nieuwsgierig. Ik ken de film van Tom Ford, over het leven in een dag van George, een man van 58 – toevallig ook mijn eigen leeftijd. Ik ken een schrijver die dit boek elk jaar herleest. Begrijpelijk: het is grappig en verdrietig tegelijkertijd en het levensgevoel waarmee George de wereld beschouwt, de spanning van het leiden van een homoseksueel bestaan in een heteronormatieve wereld (om die term maar eens te gebruiken) is invoelbaar. Het is een totaal ander boek dan de heruitgaven van Meneer Norris neemt de trein en Afscheid van Berlijn (Isherwoods Berlijnse romans uit de jaren dertig).

Bij Een man alleen herkenning, bij Meneer Norris, terecht een schelmenroman genoemd, veel plezier, en bij Afscheid van Berlijn werd ik geraakt door de verontrustende onderstroom in de verhalen. Isherwood verblijft begin jaren dertig op verschillende logeerplekken in Berlijn en is getuige van de opkomst van de NSDAP, het straatgeweld tussen communisten en nazi’s en de uiteindelijke machtsovername door Adolf Hitler. Zijn hospita is ontroostbaar als hij uit Berlijn vertrekt, ze begrijpt het ook niet en dan volgt deze passage:

Het heeft geen zin haar dat te gaan uitleggen, of over politiek te praten. Ze is zich al aan het aanpassen. Vanmorgen hoorde ik haar zelfs eerbiedig over ‘Der Führer’ praten tegen de vrouw van de conciërge. Als iemand haar eraan zou herinneren dat ze bij de verkiezingen in november van het vorige jaar op de communisten heeft gestemd, zou ze het waarschijnlijk in alle oprechtheid hartstochtelijk ontkennen. Ze probeert zich alleen maar aan te passen, in overeenstemming met een natuurwet, zoals een dier zijn pels verandert voor de winter. Duizenden als Frl. Schröder passen zich aan. Tenslotte zijn zij, welke regering er ook aan de macht is, gedoemd in deze stad te leven. (*)

Je aanpassen is een vorm van wegkijken. Het gebeurt sluipenderwijs. Omdat je niet alert genoeg bent geweest. Uit angst. Gemakzucht. Om niets. Zoals Marc van Oostendorp in dezelfde week dat ik Afscheid van Berlijn las, op Neerlandistiek schreef over zijn gesprek met ‘een aardige dame, de vertegenwoordiger van een educatieve uitgeverij’ en haar dilemma naar aanleiding van het hoofdlijnenakkoord van de toekomstige regering. Was de weg die de uitgeverij insloeg als het gaat over meertaligheid wel nog de goede, was een vraag die opeens opspeelde. Ik ga niet mee in de vergelijkingen tussen nu en de jaren dertig (en voor de goede orde dat gebeurt ook niet in het stuk van Van Oostendorp), maar hij raakt wel een belangrijk thema aan als hij zegt: ‘De nieuwe regering is er dus nog niet eens, en mensen passen zich al een beetje aan. Dat is namelijk wat mensen, en vooral Nederlandse mensen, altijd graag doen: zich aanpassen aan het veronderstelde meerderheidsstandpunt. Dat is verstandig, zo lopen je mooie projecten tenminste geen gevaar.’

Zo beweeg je mee, als je niet uitkijkt, met alle winden die zich aandienen. Het beeld van het buigzame riet, gebruikt binnen het taoïsme, helpt dan toch misschien. Je beweegt ritmisch mee met de wind en leeft buiten de tegenstellingen in harmonie met het bestaan. Wu-wei. Er zijn dagen dat ik die aanlokkelijke levenshouding ook als wegkijken ervaar.

Eric de Rooij

(*) Vorige week overleed Willem van Toorn, de vertaler van Meneer Norris neemt de trein en Afscheid van Berlijn. Het wat lange citaat is een klein saluut aan deze fantastische dichter, schrijver en vertaler.