Recensie: Eric de Rooij – Nul meter afstand
Queer, datingapps en onderwijs op de hak
Net als Onfatsoenlijk en luxueus van Coen Peppelenbos en Vleugels van Doeke Sijens, is ook Nul meter afstand van Eric de Rooij een regenboognovelle, die ter gelegenheid van Roze Zaterdag geschreven is en door Uitgeverij kleine Uil is uitgegeven. In alle drie de novellen wordt het moderne leven van gays in stad of provincie beschreven, zo staat op de website van de uitgeverij, en ze vormen daarmee een bijdrage aan queer literatuur. Nul meter afstand neemt dit ‘moderne leven’ juist op de hak, maar schiet daarin ook een beetje zijn doel voorbij.
Er zijn diverse discussies gaande over de vraag of er in het onderwijs meer aandacht moet komen voor queer literatuur. Er zijn politieke partijen die dat willen tegengaan, omdat we daarmee het anders geaard zijn zouden promoten, en scholen volgens hen neutraal zouden moeten zijn. Daartegenover staan wetenschappers die constateren dat er onder jongeren nog steeds veel homohaat bestaat en die hopen dat queer literatuur hierin een positieve rol zou kunnen spelen.
Laat Nul meter afstand zich nu juist afspelen op een scholengemeenschap met de veelbetekenende naam De Regenboog. Docent levensbeschouwing Pieter Panhuissen is zojuist gestart op deze school en ontmoet daar zijn sectiegenoten in hun eigen werkruimte, De Oase, en zijn teamleider, die radicale openheid propageert en steeds een hand op Pieters schouder legt. Het is of je in een aflevering van Luizenmoeders bent terechtgekomen, waarin genadeloos wordt afgerekend met het moderne onderwijs en alle betrokkenen daarbij. Ook doet het verhaal denken aan Weemoedts De ziekte van Lodesteijn of Siebelinks Suezkade, met de wat treurige hoofdpersoon die niet helemaal in het team lijkt te worden opgenomen en zichzelf in een steeds onmogelijkere positie manoeuvreert.
Stereotypering is al sinds mensenheugenis een techniek die door komieken wordt ingezet. In de overdrijving van bepaalde eigenschappen schuilt echter altijd het gevaar van het cliché: wanneer is iets grappig en wanneer is de grap al te vaak gemaakt? Er komen in de novelle nogal wat clichés over het onderwijs naar voren: de docent die de hele dag koffiedrinkt – nu ook met havermelk – in plaats van lesgeeft, de stinkende, vooral in seks geïnteresseerde puber die het gezag van de docent probeert te ondermijnen. Het lijkt erop of de leerlingen van De Regenboog zelf mogen kiezen naar welk vak ze gaan. Het lokaal van levensbeschouwing blijft meestal leeg. Is dit nog steeds het beeld van het onderwijs dat leeft in de huidige samenleving? Als docent die al 28 jaar voor de klas staat, zou ik denken: kom vooral een paar weken meelopen op school en dan zie je dat er echt nieuwe grappen over het huidige onderwijs te maken zijn en dat de humor niet per se in de hippe havermelk of de zogenaamd altijd en overal ongemotiveerde leerling zit.
Hoofdpersoon Pieter is vooral bezig met datingapps:
Ik lag in mijn onderbroek op bed, scrolde wat door de app, las profielen, bekeek foto’s, zonder zin te hebben om iemand aan te spreken. Hungry bear, Josh66, Miffy29, Zaaddumper, ItalianFit, André-Haagstra, Chubby old guy, AsianFem, BigBlack&Beefy, Bttm32, Arab_Bi, Young Flower, Onderdaning, Turk41, Tim_Busdriver. De een wil een top zuigen, de ander is versa, eentje is side, een volgende zoekt uitsluitend vriendschap, want in relatie. NSA on Prep, zegt Haagstra op zijn profiel. Als ik kort op zijn pagina ben geweest, stuurt hij me een foto van zijn lul, zonder enige groet, toelichting of uitleg.
Tussen de profielen zit ook dat van Nadir, een moslimjongen die nog ‘in de kast’ zit. Pieter begint steeds meer te verlangen naar deze jongen, maar Nadir houdt telkens af als Pieter hem in het echt wil ontmoeten. Tussen alle grappen en grollen over datingapps en het onderwijs, lijkt zich hier een serieus verlangen naar liefde te ontwikkelen. Het motto van het boek is niet voor niets uit Fromms Liefhebben, een kunst, een kunde: ‘Ondanks het feit dat de hunkering naar liefde diepgeworteld is in de mens, beschouwen wij bijna alles van meer belang dan liefhebben.’ In feite is dat wat in het boek naar voren komt: alles valt te relativeren en je kunt alles belachelijk maken, maar als het erop aankomt, dan wil de mens toch vooral de ware liefde vinden.
Maar hoe vind je in onze steeds meer gedigitaliseerde samenleving nog die ware liefde? Is dat niet de prangende en terechte vraag die Nul meter afstand de lezer stelt? We zitten met onze neus op onze mobiels, we sturen elkaar intieme boodschappen, of nog erger, foto’s van onze kwetsbare lichaamsdelen. Echter, zolang we achter ons scherm blijven, lijkt De Rooij te willen zeggen, houden we ons masker op en zijn we eigenlijk voor de ander onbereikbaar. Als we ons kwetsbaar opstellen, lopen we het risico gelyncht te worden door onze omgeving: Nadir door zijn moslimfamilie, Pieter door de scholengemeenschap.
Wat enigszins wringt in deze novelle is dat deze mooie, zuivere kritische vragen over onze samenleving verpakt zijn in een verhaal dat bol staat van stereotypering en clichés over de queergemeenschap en het onderwijs. Omdat het perspectief ligt bij Pieter, zelf docent levensbeschouwing en queer, zou je kunnen zeggen dat hij het vooral zelf is die zich schuldig maakt aan allerlei vooroordelen over zijn directe omgeving en daarin zichzelf te gronde richt. Aan de andere kant wordt hij zelf ook door een hogere vertelinstantie zo cliché neergezet dat je hem nauwelijks serieus kunt nemen, en wat blijft er in deze totale relativering dan nog overeind?
Dietske Geerlings
Eric de Rooij – Nul meter afstand. Uitgeverij kleine Uil, Groningen. 146 blz. € 18,50.