Engeland voor beginners en gevorderden

Van wandelboeken over Engeland krijg ik nooit genoeg. Het nieuwe boek van Jochem Wijnands roept meteen De Schotse Marsen (The Marches), een boek van zeven jaar geleden van Rory Stewart in herinnering. Wijnands loopt in Wat bezielt de Engelsen namelijk min of meer dezelfde route: langs de Muur van Hadrianus, die de grens tussen Engeland en Schotland bepaalt. Allebei lopen ze van oost naar west, wat eigenlijk vreemd is, constateert Wijnands, want daarmee beginnen ze in Wallsend. Maar ach, zeker vanuit Nederland is het wel een logisch startpunt. Zijn reputatie als kosmopoliet ten spijt blijft Wijnands in zijn observaties sowieso erg Nederlands. ‘Als ik hier door een Nederlandse bril naar kijk moet ik lachen’, lezen we al ergens aan het begin van het boek. Het had een waarschuwing moeten zijn. Een eerste bewijs van die insteek hebben we dan net achter de rug:

Op het stoepje voor de deur van een van de huizen zit een man in een smoezelig hemd met wild tierend borsthaar, een stoppelbaard en een dikke snor bier te drinken uit een groot blik. Vanonder zijn donkere wenkbrauwen kijkt hij me dreigend aan, en als ik hem op vijf meter afstand passeer laat hij een harde boer en gooit demonstratief zijn lege bierblik met een boogje in de hoek van zijn piepkleine voortuintje, waar al zeker tien legen blikken liggen. Opeens zie ik dat Darwin gelijk had. Ja, we stammen af van de apen, en ik denk dat ik net de missing link heb gevonden.

Er spreekt zowel weinig empathie met zijn onderwerp als amper benul van de evolutieleer in door – en grappig (mocht dat de bedoeling zijn) is het ook niet. Dat belooft wat. Natuurlijk is Wijnands geen Engelandkenner en dat pretendeert hij ook niet te zijn. Hij is ‘de nieuwsgierige reiziger’, een buitenstaander die de wereld beter wil leren kennen. Maar hij doet dat op een vrij oppervlakkige manier. Zijn ontmoetingen met de inboorlingen zijn niet allemaal zo denigrerend als het voorbeeld hierboven, maar ruimte voor enige diepgang is er ook niet. De contacten zijn kort en anekdotisch, wat de leesbaarheid zeer ten goede komt, maar geen echt antwoord oplevert voor de vraag: Wat bezielt de Engelsen? Bovendien grijpt de schrijver graag terug op andere reiservaringen, tot ver buiten het Verenigd Koninkrijk, die niet meteen aansluiten op het onderwerp van het boek, behalve dan dat er gereisd wordt en dat de wereld bevolkt wordt door vreemd volk.

Ook Rory Stewart maakt in De Schotse marsen nogal wat excursies, vooral naar het verleden. De Romeinse oorsprong van de muur van Hadrianus nodigt daar natuurlijk ook toe uit. Toch is de toon van Stewart anders. Goed, je mag misschien van hem ook meer begrip voor de bewoners verwachten omdat hij een man van de streek is, voormalig parlementslid zelfs voor een kiesdistrict dat aan Schotland grenst. Bovendien reist hij met zijn oude vader en is het doel van hun wandeling een ander dan dat van Wijnands. Zij hoeven de streek immers niet meer te leren kennen, maar willen gewoon nog één keer samen deze vader-zoonreis ondernemen. En dan is er uiteindelijk toch ook weer iets te leren.

Onze reis langs de Muur samen had iets onthuld. Groot-Brittannië en mijn vader bleken allebei toch anders dan ik me had voorgesteld. Ik had bijvoorbeeld gehoopt aan te kunnen tonen dat er eigenlijk geen onoverbrugbare verschillen bestonden tussen Engeland en Schotland, tussen mijn stulpje in Cumbrië en mijn vaders huis in Schotland, omdat onze geschiedenis, cultuur en grond daarvoor veel te veel met elkaar verweven waren: veel te veel onderlinge verstrengeling tot ver voorbij de grens. Ik was me echter opeens veel meer bewust van breuklijnen, ontbrekende elementen en vervormingen. De connecties tussen Schotland, de Muur van Hadrianus en Cumbrië leken me opeens dubbelzinnig en vaak misleidend. Ik begon te twijfelen of het nog steeds mogelijk was om een nationale identiteit te koppelen aan een specifiek grondgebied of aan een historisch monument.

Zo filosofisch/historisch zijn de overwegingen in Wat bezielt de Engelsen? niet. Maar beide schrijvers zijn wel begenadigde vertellers, waarbij mijn voorkeur uitgaat naar Stewart. Maar waarschijnlijk is voor lezers die zich  nooit zo hebben verdiept in de Britse ziel en geschiedenis het boek van Wijnands een aardige instapper, waarna De Schotse marsen de opgelopen honger naar kennis en achtergrond kan bevredigen.

Jan de Jong

Jochem Wijnands – Wat bezielt de Engelsen. Brooklyn, Leiden. 224 blz. € 22,50.

Rory Stewart – De Schotse marsen (The Marches, vertaald door Roland Fagel en Natasha Gerson). Prometheus, Amsterdam. 412 blz. e-book €14,99, tweedehands vanaf €16,50.