Clien zit in de piepzak

‘[…] als ik nergens aan werk, verlies ik me te veel in onzin van de buitenwereld. Dan ga ik me steeds zorgen lopen maken over dat ik niet moet vergeten het abonnement van de fietsenstalling te verlengen,’ schrijft Nicolien Mizee in Ik kus uw handen duizendmaal. Misschien nog wel meer dan in de vijf eerdere delen van haar faxen aan Ger (Beukenkamp) draaien haar elektronisch verzonden verzuchtingen om wat vrees en angst met een mens doet. En dat er mee leren leven geen kwestie is van een therapietje.

De deels gefictionaliseerde faxenboeken, telkens een hoogtepunt in het jaar voor de liefhebbers van haar openhartige en nietsontziende, maar ook zelfkritische en filosofische kanttekeningen bij haar eigen bestaan en dat van de raadselachtige mensheid, blijven verbazen. Wat gezegd moet worden, wordt gezegd. Sensitivitylezers komen er bij Van Oorschot gelukkig niet in. Mizees ongekunstelde schrijfstijl raakt daarbij zo vaak universele waarheden, dat de eenvoudige middelen die ze ervoor gebruikt, de alledaagse beslommeringen, de contacten met de ander in dit ondermaanse, het ontzag ervoor alleen maar vergroten.

Ja, de faxenreeks heeft beslist ook kenmerken van een soap, maar dan wel een heel doordachte, welgeformuleerde, dus zonder gemeenplaatsen en ontwikkelingen die je al van ver ziet aankomen. Voor de momenten waar Mizee vreest even te vaag of onbetekenend te worden, is er steeds op tijd een licht vileine of zelfs sardonische terzijde. Voor de grinnik.

Verhaallijn? Nee, zo lees je de Faxen aan Ger niet. Deel 6 is het vervolg, in dit deel tussen augustus 2000 en februari 2001, van de eerdere faxen. Ofwel de voortgaande coming of age à la Mizee, dus op eigen voorwaarden. Omdat ze zo is en niet anders kan.

Maar angst en vrees vallen in dit deel nog meer op dan eerder. Bijvoorbeeld voor de gevolgen van de publicatie van haar eerste boek, Voor God en de Sociale Dienst, de interviews, de eventuele reacties van de sociale dienst, de in dat boek voorkomende vrienden en familieleden, later de ziekte van Ger en daar weer na een absurde reis, helemaal naar Brazilië. En anders dan de tijdgeest beweert, zijn angsten niet hoe dan ook irrationeel. Mizee erkent dat dat in veel gevallen weliswaar zo is, maar beslist niet altijd:

Blijkbaar heb ik altijd gevonden dat we ons met ons gezond verstand boven onze angsten moesten stellen. Niet dat ik daar nu ineens tegen ben, maar wel zie ik dat dat in sommige gevallen eenvoudigweg niet mogelijk is en dat het hoogst bereikbare dan alleen nog maar is er zo goed mogelijk mee om te gaan.

Goede tijden, slechte tijden, Nicolien Mizee lijkt er haar hand niet voor om te draaien. Ze mengt olijkheid (‘Ik ben erg op haar gesteld maar ik kan niet met haar omgaan’) en gespeelde onnozelheid (‘Van Thieu en Femke heb ik geleerd hoe je een cadeau in ontvangst neemt’) met nooit aflatende vrees voor lichamelijke malheur, maar ook met levenswijsheden en zelfs religie.

Het moment waarop ze zich tijdens een computercursus bewust wordt dat faxen wel een ouderwets gebruik aan het worden is en dat de computer haar dwingt anders te gaan denken, mag in een reeks als Faxen met Ger wel een sleutelmoment heten. Wie kent dat drammerige en gelijkschakelende karakter van de digitale wereld niet?

Ik voelde me ver afgedwaald van God, de wereld en mezelf. Het was of ik alles kwijt was. Voorgoed verloren. Voortaan moest alles anders. Niet dat rare faxen aan jou. Anders. gewóón.

Maar verder is Mizee Mizee zoals we haar kennen. Vragen stellend bij alles en iedereen, zo langzamerhand schouderophalend over het grillige gedrag van haar moeder en niet minder haar vader, die steeds vaker ‘de stille, oude man’ speelt, genietend van zijn hulpeloosheid. Yolanda raakt wat in de versukkeling en ook dat is reden voor zorg. Niet alleen voor Mizee, maar nog wel meer voor de talloze anderen in haar omgeving die ‘het orakel’ consulteren.

Bij alles is het steeds meer zaak de talloze namen een beetje op een rij te houden. Want ook al klaagde Mizee op zeker moment over gebrek aan belangstelling voor haar bestaan, al snel moest ze toegeven dat ze bijna geen moment géén belangstelling van anderen kreeg. Allemaal personen met namen, voor wie ze soms Nicolien is, soms Niek, dan weer Licolien, Clien of Niki. Ja, de Mizee-lezer moet wel bij de les blijven, maar wie al tot deel zes is gekomen, zal het ongetwijfeld met plezier doen.

André Keikes

Nicolien Mizee – Ik kus uw handen duizendmaal. Faxen aan Ger 6. Van Oorschot, Amsterdam. 408 blz. € 27,50.