‘Dit is geen belletrie’

Babi Jar is een ravijn bij de Oekraïense hoofdstad Kiev. Niet zomaar een ravijn natuurlijk, want het was de locatie van een van de wreedste massa-executies uit de geschiedenis: nadat de nazi’s de stad in 1941 hadden ingenomen, werd vrijwel de volledige Joodse bevolking van Kiev er doodgeschoten en in massagraven gegooid. Naar schatting ging het om ruim 33.000 mensen, later kwamen daar nog veel meer niet-Joodse slachtoffers bij.

Anatoli Koeznetsov (Kiev 1929, Londen 1979) groeide op in de stad en was een prille tiener toen de Duitsers er binnenvielen. Hij maakte de gruweljaren van de bezetting mee en schreef er later een boek over dat hij in 1968 meesmokkelde naar Engeland toen hij uit de Sovjet-Unie ontsnapte. Zo kon er een ongecensureerde versie verschijnen. Dat is een belangrijk gegeven, want in deze versie kan je aan de opmaak zien hoe Koeznetsov heeft ingegrepen in de tekst: de oorspronkelijke versie staat romein, alles wat de Sovjetcensuur schrapte en later weer werd toegevoegd voor de ongecensureerde versie, is vet gedrukt, en de bijkomende passages die Koeznetsov zelf nog in het boek inlaste toen hij al in Engeland woonde, staan tussen vierkante haken. Soms is het wel duidelijk waarom de censors van de Sovjet-Unie de schaar in bepaalde hoofdstukken hebben gezet – bijvoorbeeld als Koeznetsov kritisch is voor Stalin – maar voor andere fragmenten is dat eigenlijk niet het geval en lijkt er zelfs vrij willekeurig te zijn geschrapt.

Babi Jar is nadrukkelijk geen autofictie, zoals Koeznetsov herhaaldelijk benadrukt (‘alles in dit boek is waar’, of ‘dit is geen belletrie’). De beschreven feiten zijn soms zo buitensporig dat het niet overbodig lijkt om dat te zeggen. Dit boek is ook inzichtelijk om de huidige oorlog in Oekraïne beter te begrijpen. Oekraïners en Russen leven immers al langer op gespannen voet. In 1932-1933 woedde er een verschrikkelijke hongersnood (de ‘holodomor’) in Oekraïne als gevolg van Stalins collectivering van de landbouw, meer bepaald de samenvoeging van meerdere boerderijen tot enorme landbouwbedrijven (kolchozen).

De boeren in de kolchozen rond Kiev werkten als in de tijd van de horigheid. Nee, erger. Tijdens de horigheid kregen ze van de landheer dagen om op hun eigen lapje grond voor zichzelf te werken. Op de kolchoz had je dat soort dagen niet, ook geen eigen lapje grond. Je werkdagen werden van hogerhand in een cahier aangekruist en in de herfst uitbetaald, soms ook niet, en als je iets kreeg was het een kopeke per werkdag.

Er zijn goede argumenten om aan te nemen dat die hongersnood eigenlijk bewust werd veroorzaakt door het Sovjetregime om het Oekraïense verzet tegen Moskou te breken. Het gevolg was dat nogal wat Oekraïners, onder wie Koeznetsovs opa, de Duitsers in 1941 ontvingen als bevrijders en een diepe haat koesterden tegen Stalin (‘die gore Georgiër, die besnorde moordenaar met z’n schooiersbende’).

En ook al sloeg die houding redelijk snel om door de willekeurige executies en beestachtige wreedheden van de nazi’s, toch is in Rusland het beeld blijven leven van de Oekraïense collaboratie – het is geen toeval dat vandaag nog in Poetins propaganda naar Oekraïners wordt verwezen als ‘nazi’s’.

De poppen gingen aan het dansen toen de nazi’s als represaille voor een aantal bomaanslagen in Kiev de voltallige Joodse bevolking met machinegeweren neermaaiden in Babi Jar. Het moet gezegd worden dat de Oekraïners zich daar eigenlijk weinig van aantrokken: antisemitisme was wijdverbreid onder de bevolking. Het siert Koeznetsov dat hij dat niet probeert te verbloemen (‘God zij geloofd! Ze hebben zich genoeg aan ons bloed volgevreten, de parasieten. Nou mogen ze naar hun Palestina vertrekken, de Duitsers rekenen tenminste met hen af.’) Maar in de nazi-ideologie waren ook de Slavische volkeren Untermenschen. Ze werden dus evenmin gespaard: massa’s Russische krijgsgevangenen crepeerden van de honger in het concentratiekamp dat niet ver van Babi Jar werd opgericht.

Koeznetsov overleefde als bij wonder de oorlog, want de lokale bevolking werd uitgehongerd en alleen de meest uitgekookte burgers haalden het:

Voor de oorlog had Kiev een bevolking van 900.000 mensen. Tegen het einde van de Duitse bezetting waren daar nog 180.0000 van over, dat wil zeggen veel minder dan er alleen al aan doden in Babi Jar lagen.

De dubbelzinnige houding van veel West-Europese intellectuelen en kunstenaars uit de naoorlogse periode ten aanzien van het stalinisme was gebaseerd op een drogredenering: de Sovjet-Unie heeft het kwade nazisme verslagen, en is bijgevolg goed, want de vijand van mijn vijand is mijn vriend. Koeznetsov toont ten overvloede aan dat dat onzin is: stalinisme en nazisme waren twee moorddadige, antidemocratische, totalitaire systemen waartussen miljoenen mensenlevens werden vermalen:

Twee krachten waren op elkaar gestoten en sloegen op elkaar los, als een hamer op een aambeeld; de mensjes zaten ertussen en konden nergens heen, en ieder wilde alleen maar leven, niet geslagen worden, en vreten, maar ze piepten en krijsten, vlogen elkaar van angst naar de keel, en ik, armzalig klontje klei, zat midden in die zwarte wereld, waarvoor, waarom, wie had dat gedaan?

Ook Stalins wreedheid kende geen grenzen: na de val van Duitsland werden alle voormalige Russische krijgsgevangenen naar Siberië gedeporteerd en Sovjetburgers die de pech hadden gehad om onder de Duitse bezetting te moeten leven, werden nog jaren als tweederangsburgers behandeld, zelfs al hadden ze niet gecollaboreerd. Als het aan Stalin lag, moest Babi Jar worden vergeten: hij liet het ravijn dichtgooien om er een hoofdweg aan te leggen. Een bescheiden gedenkteken voor de slachtoffers zou er pas na zijn dood komen, maar het belangrijkste monument is ongetwijfeld dit boek van Anatoli Koeznetsov.

Daan Pieters

Anatoli Koeznetsov – Babi Jar. Uit het Russisch vertaald door Jan Robert Braat. Van een voorwoord voorzien door Arnon Grunberg. De Bezige Bij, Amsterdam. 440 blz. € 29,99.