Recensie: Doeke Sijens – Vleugels
Stereotiepe gay-soap
Ter gelegenheid van Roze Zaterdag schreven Coen Peppelenbos, Eric de Rooij en Doeke Sijens alle drie een regenboognovelle, uitgegeven door Uitgeverij kleine Uil. In alle drie de novellen wordt het moderne leven van gays in stad of provincie beschreven, zo staat op de website van de uitgeverij, en daarmee zouden ze een bijdrage aan queer literatuur vormen. Waar Onfatsoenlijk en luxueus van Peppelenbos door de gelaagdheid, stijl en intertekstualiteit absoluut past binnen deze kenschets, is Vleugels van Doeke Sijens echter hooguit een oppervlakkige soap te noemen.
In Vleugels heeft de dertiger Paul een korte relatie gehad met student Eric Jan. Het boek begint als Eric Jan spoorloos is en de politie Paul bezoekt om informatie los te krijgen. Het laatste bericht dat Paul van Eric Jan kreeg, was dat hij wat later zou komen. Omdat hij vervolgens niet meer kwam opdagen, dacht Paul dat Eric Jan hiermee hun prille relatie wilde afbreken en had daarom geen alarm geslagen. Er ontstaat bijna meer dan een vriendschapsrelatie tussen agent John en Paul: ‘Ik kon mijn ogen niet van John afhouden. Zoals bij een balletdanser werd ook zijn lichaam door dat pak enorm geaccentueerd.’ Ook krijgt Paul een relatie met de ex van Eric Jan. Niet alleen dit plot is volstrekt ongeloofwaardig, maar ook de manier waarop de politie Paul ondervraagt en gevoelige informatie deelt. Je krijgt het gevoel of je naar een aflevering van GTST of Flikken Maastricht zit te kijken.
De geloofwaardigheid van literatuur zit niet per se in de gebeurtenissen. Literatuur kan ook overtuigen door stijl. Bij Vleugels is daar helaas geen sprake van. Er zit geen enkele vorm van spanning in de vele dialogen, omdat werkelijk alles uitgesproken wordt. Ook daarin is het alsof je naar een paar slechte acteurs aan het luisteren bent:
‘Je zult het toch wel vaker gemerkt hebben dat veel mannen dat héél interessant vinden?’
‘Hij is misschien een beetje groter dan die van jou, maar wat maakt dat uit?’
Ik had nu ook zijn lul in mijn hand genomen.
‘Weet je wat hij toen ook zei? Daar zou ik nooit door geneukt kunnen worden.’
‘Dat had ik meteen wel in de gaten, ik had zelfs de indruk dat hij dat nog nooit gedaan had.’
‘Wij hebben het wel een paar keer geprobeerd, na heel veel gepruts en tegenstribbelen van zijn kant lukte het. Maar hij klaagde steeds dat het zo pijnlijk was.’
De vraag werpt zich op of er wel zoiets bestaat als queer literatuur. Literatuur in het algemeen weerspiegelt de samenleving met alle verschillende verschijningsvormen van relaties. In periodes uit de geschiedenis waarin een taboe rustte op homoseksuele relaties, zie je dat diverse schrijvers hiervoor desondanks aandacht hadden, soms tussen de regels door als een vermoeden, soms ook openlijk, al dan niet om te provoceren. In de huidige, westerse samenleving waar alle aandacht is voor LHBTQIA+, kun je onmogelijk beweren dat er in de literatuur nog een taboe op rust. In steeds meer boeken komen personages voor die niet (zuiver) hetero zijn. Neem Raam, sleutel van Robbert Welagen, waarin de vrouwelijke hoofdpersoon weliswaar een relatie had met een man, maar zich uiteindelijk toch meer aangetrokken voelt tot een vrouw. De relaties spelen thematisch wel een belangrijke rol, maar dan gaat het meer om de complexiteit ervan, niet om het feit dat er een taboe op rust. Nergens heb je het gevoel dat deze lesbische relatie bevochten zou moeten worden.
Het is alsof Sijens de lezer voortdurend onder de neus wil wrijven hoe veroordelend de samenleving toch nog is, vooral de streng-christelijke hoek. Tegelijkertijd krijg je het beeld voorgeschoteld dat het homoseksuelen eigenlijk vooral om de seks gaat en niet om serieuze, langdurige relaties. Ook in Nul meter afstand van De Rooij wordt dat laatste beeld opgeroepen. Er is geen enkele nuance of diepgang in Vleugels te ontdekken, maar vooral stereotypering. In de boekhandel waar Paul komt, ‘kwetteren drie jonge vrouwen’ achter de balie. Paul pakt een roman van Anjet Daanje, ‘waar iedereen hoog van opgaf. Ik las de eerste bladzijde en raakte meteen ontmoedigd. Misschien was een Scandinavische thriller over een verdwijningszaak toch een beter idee.’ Tja, misschien moet dit doorgaan voor humor? Als er iemand is die genuanceerd de complexiteit van relaties kan beschrijven, is het Daanje. Zelfs de gemiddelde Scandinavische thriller gaat relationeel gezien meer de diepte in dan Sijens in deze novelle.
Het is jammer dat beweerd wordt dat deze novelle een bijdrage zou leveren aan ‘queer literatuur’, want niets is minder waar. Er komt een kwalijk oppervlakkig, stereotype beeld naar voren van de homoseksuele man, en de novelle heeft werkelijk niets met literatuur te maken. Sijens schreef ooit met Peppelenbos een driedelige gay-soap Tavenier. Ook Vleugels is een soap, niet meer dan dat, en zou daarom ook zo gepresenteerd moeten worden.
Dietske Geerlings
Doeke Sijens – Vleugels. Uitgeverij kleine Uil, Groningen. 114 blz. € 18,50.
“Literatuur in het algemeen weerspiegelt de samenleving met alle verschillende verschijningsvormen van relaties”. Nee hoor, het is gek genoeg een zeldzame ervaring om je leven als homoman weerspiegeld te zien in de literatuur, of in een soap, of waar dan ook. (Het is niet “Flikkers Maastricht”.) Dat het “homoseksuelen vooral om de seks gaat” is een stereotype dat wel in deze recensie maar niet in de genoemde novelles wordt bevestigd. Kwalijk oppervlakkig, inderdaad, en beledigend. En dan nog: het is een van de “verschillende verschijningsvormen van relaties” waarop ook geen taboe zou moeten rusten. Verder begrijp ik niet waar de auteur het idee vandaan haalt dat de samenleving homoseksualiteit niet meer veroordeelt; er lijkt op dat gebied juist weer heel veel werk aan de winkel. Een recensie als deze helpt daar niet bij.