‘Laten we Strangwater zijn, en laten we onze grenzen hetzelfde gunnen’

Het kan niet op, die welkome stroom van wandelboekjes uit de Terloopsreeks. Ook Strangwater van Gijs Wilbrink werpt weer een eigen licht op het verschijnsel ‘wandeling’. Wilbrink wandelt langs de Oude IJssel, althans dat is zijn bedoeling, maar gaandeweg vraagt hij zich af waar hij zich nu eigenlijk bevindt en of de bewoners van omliggende dorpen zich het land en het water misschien wel onterecht hebben toegeëigend, en of dat er eigenlijk iets toe doet.

Wilbrink is niet per se in een topconditie om een flinke wandeling te maken. Volgens zijn therapeut is het goed om wat meer te bewegen, zodat hij ook zijn sombere periodes wat beter door kan komen. Hij is in elk geval voornemens de meanderende rivier zo dicht mogelijk te naderen en te blijven volgen. Dat valt niet mee, want het officiële looppad kronkelt steeds opnieuw van het water af en dan voelt hij zich genoodzaakt over hekjes te klimmen, verboden terrein over te steken, dwars door struiken te kruipen, over lelijke industrieterreinen, met zijn schoenen half in het water te zakken, en op die manier gehavend de eindstreep te halen. Ondertussen lijken zijn overdenkingen een opvallende gelijkenis te tonen met de steeds groter wordende chaos van de wandeling.

Nee, de route die Wilbrink beschrijft, nodigt niet uit dit ook even zelf te gaan proberen. Het lijkt eerder een persoonlijke pelgrimage langs pieken en dalen naar de grote vraag over zijn oorsprong. Hoe zit dat nu precies met die Achterhoek? De rivier is blijkbaar een semi-officiële grens tussen de Achterhoek en de Liemers, maar als hij in gesprek raakt met een ‘Liemeraar’, ‘Liemeriaan’, ‘Liemertje’ of ‘Liemhebber’ blijkt dat het allemaal helemaal niet zo duidelijk is.

Met humor en zelfspot laat Wilbrink zien hoe de mens kennelijk behoefte heeft aan duidelijke kaders en ergens bij wil horen, terwijl ondertussen de rivier en de stukken land zich niets aantrekken van hoe zij genoemd en door wie zij toegeëigend worden. De warboel waar je in terechtkomt als je wilt achterhalen hoe het precies zit, loopt parallel met zijn struikelpartijen:

[…] helemaal klaar met dit verdomde klootbosje. Hoe wilder ik sla, hoe meer een milde paniek mij overmeestert, visioenen van teken in mijn nek, wat weer een nieuw soort meta-angst veroorzaakt van wat zit ik hier nu als avonturier-op-sokken een natuurtocht te lopen en ik kan het eerste het beste bosje niet eens de baas […]

De dreiging dat alles alleen maar ingewikkelder wordt als je erover na gaat denken, komt steeds opnieuw terug tijdens de wandeling. Ondertussen passeert hij diverse plaatsen als Doesburg, Laag-Keppel, Doetinchem, Gaanderen, Etten, Ulft, Gendringen en zelfs: ‘Maar wacht eens, ben ik inmiddels niet al in Duitsland? Ja, volgens mijn telefoon wel, al vanaf het moment dat ik de sluis overstak. Markeert dat smalle waterstroompje hier echt de grens tussen twee naties?’

Het besef dringt door dat wij met z’n allen maar landjepik zitten te spelen en denken dat, als we maar hard genoeg roepen dat het van ons is, de ander dat wel zal geloven, maar zo eenvoudig is het allemaal niet. Wat hier in de vermeende Achterhoek speelt, is wereldwijd niet anders, denk je ondertussen als lezer, en daarmee stijgt ook deze weerbarstige wandeling boven zichzelf uit:

Deze zogenaamde grens moet af en toe buiten haar oevers kunnen treden, ambigu en vermengd als het water van de Strang dat de Oude IJssel in stroomt. Zo zijn wijzelf immers ook: als het troebele water, niet zoals het heldere licht dat pas vorm krijgt wanneer het op de ander afstraalt, onze identiteit is ambigu en vermengd en trekt zich niets aan van hoe je het noemt. Laten we Strangwater zijn, en laten we onze grenzen hetzelfde gunnen.

Dietske Geerlings

Gijs Wilbrink – Strangwater. Uitgeverij Van Oorschot, Terloops, Amsterdam. 80 blz. € 13,50.