’s Nacht komen de spoken

Het is een bekende reis die H.M. van den Brink per trein maakt van Amsterdam naar Berlijn, de steden waar hij afwisselend woont. Hij neemt de nachttrein en reist met zijn rug naar zijn bestemming toe. Nachttrein naar Berlijn, in de reeks ‘Spoorslag’ van Ambo|Anthos is voor een deel een realistische beschrijving van die reis, met de gebruikelijke ontmoetingen met medepassagiers, maar krijgt ook een sterk symbolisch karakter. Met dat achterwaarts reizen blik je namelijk automatisch naar de weg die achter je ligt en juist het verleden speelt in deze novelle een belangrijke rol.

In de serie ‘Spoorslag’ zit altijd een kaartje waarop je de treinreis kunt zien. Niet alleen de reis naar Berlijn staat daarop ingetekend, maar ook de spoorlijn van Amsterdam naar Boppard een plaatsje in Rijnland-Palts en gelegen aan de Rijn. Ten zuiden van Koblenz. Daar woonde de grootmoeder van Van den Brink, de moeder van de schrijver is dus van Duitse komaf. Treinen en Duitsland, dan is de Tweede Wereldoorlog nooit ver weg in een verhaal. Het begint al bij station Muiderpoort waar een herdenkingsplaquette is geplaatst om te herinneren aan de treinen die hier reden tijdens de Holocaust, en een ‘onsympathieke roestvrijstalen bank, zo een met leuningen in het midden om te voorkomen dat daklozen of andere ongewenste figuren erop gaan liggen’ met een gedicht van Victor E. van Vriesland (met de fout gespelde voornaam ‘Viktor‘).

Van den Brink is meer gehecht aan het gedicht ‘Pogrom’ van Ed. Hoornik met de omineuze eindregel ‘Het is maar tien uur sporen naar Berlijn’. Met die regel verbond Hoornik de wreedheden van Berlijn direct met Amsterdam. Verleden en heden knoopt Van den Brink nadrukkelijk aan elkaar, als hij de huidige vluchtelingenstromen uit Oekraïne (slechts een paar uur verder treinen) in zijn verhaal betrekt.

Van den Brink kiest er voor om zijn verhaal fragmentarisch te vertellen. Zorgeloze vakanties bij de familie in Duitsland, zijn eerste bezoek aan Oost-Berlijn om een stuk van Brecht te zien, de inmiddels niet meer bestaande, ruim gesorteerde Heinrich Heine Buchhandlung op Bahnhof Zoo; zo’n boekhandel die je op geen enkel station meer zult vinden.

Grote stations, in de negentiende eeuw nog gebouwd als kathedralen, als feestelijke poortgebouwen waar het avontuur van de reiziger kon beginnen, werden tegen het eind van de twintigste eeuw in de eerste plaats beschouwd als onroerend goed dat zo winstgevend mogelijk moest worden geëxploiteerd. (…) Moderne stations zijn ‘overstapmachines’ geworden waarin de reizigers vooral zo vlot mogelijk van zo veel mogelijk voedsel moeten worden voorzien.

Na die rake cultuurpessimistische opmerking komt er een paar pagina’s later nog een persoonlijkere opmerking, die vraagt om meer:

’s Nacht komen de spoken, die van mezelf en die van anderen. Mijn eigen moeder was in mei 1945 ver van huis, in Noord-Duitsland. Trok ze haar uniform uit voor of na de capitulatie, dat is niet duidelijk, er is veel niet duidelijk aan haar verhalen. Zoals alle kinderen, bijna alle, heb ik te lang gewacht met het vragen naar feiten, datums, details.

Kan De Arbeiderspers Van den Brink niet een deel in de reeks Privé-domein laten schrijven? Er zitten waardevolle aanzetten daatoe in Nachttrein naar Berlijn, op de homepage van Van den Brink vind je al een stuk over de ontmoeting van zijn vader en moeder en hun uiteindelijke scheiding. Hier zit de kiem van een veel groter boek.

Coen Peppelenbos

H.M. van den Brink – Nachttrein naar Berlijn. Ambo|Anthos, Amsterdam. 96 blz. € 12,99.