Finale ontmoeting

Twee oude vrienden die elkaar aan het eind van hun leven terugzien om vast te stellen dat ze weinig veranderd zijn en elkaar op de valreep de waarheid vertellen. Het is een beproefd recept, dus komt het er erg op aan hoe je die finale ontmoeting vormgeeft. Leo Pauw volgt in De tranen van de stad de onzekere oud-journalist David, die als bijna-tachtiger zijn doodzieke vriend Arend, ooit een ‘fanatiek zenboeddhist’, opnieuw ontmoet om samen te mijmeren over hun dan bijna voltooide levens.

Er is meer aan de hand in het leven van David. Hij werd op de beruchte Dolle Dinsdag, 5 september 1944, verwekt om op 5 juni 1945 geboren te worden. Mag je je dan nog een oorlogskind noemen? In zijn geval wordt dat duidelijk als zijn familiegeschiedenis meegerekend wordt. Zijn moeder Joods, zijn vader spoorloos. Tot David veel later het werkelijke verhaal te horen krijgt van zijn stervende moeder.

Pauw tekent David, oud-journalist weliswaar, als een man die moeilijk tot beslissingen komt en wat tobberig is ingesteld. Dat geeft Pauw als schrijver de kans om ontwikkelingen meer reliëf te geven, maar het doet enigszins afbreuk aan de geloofwaardigheid. Waarom betrekt de voormalige verslaggever niemand bij zijn gepieker over het verleden van zijn vader? Waarom zou hij een brief, die zijn vroegere boezemvriend hem na vele decennia van radiostilte stuurt zo lang onbeantwoord laten? Dat dit een roman is, is natuurlijk een twijfelachtige verklaring, we moeten David toch beschouwen als een waarschijnlijke persoon?

De brief lag nog waar hij hem de vorige keer had neergelegd, op tafel. Te branden. David moest er zo langzamerhand iets mee. Hij pakte hem voorzichtig op en las hem voor de derde keer. Ja, ze waren elkaar kwijtgeraakt. Dat, zo dacht David, is wat je noemt een eufemisme.

David en Arend hebben een intense jeugdvriendschap achter de rug. Ooit redde David zijn maatje, toen die bijna het leven liet in de Noorse bergen en Arend beweerde later dat hij David ook een keer het leven redde in Nepal. Toe maar. Ze kenden elkaar uit hun tijd als studenten aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding, niet meteen een culturele omgeving mag je aannemen. Toch leren we dat David erg van de literatuur was en Arend van de filosofen. ‘[…] ze konden uren bij elkaar zijn. Lullen over Nietzsche’. Logisch dat ze daarna dus maar politicologie en culturele antropologie gingen studeren. Dat komt kennelijk voor bij vers afgestudeerde gymnastiekleraren.

Davids latere beslommeringen, zijn overpeinzingen, relaties, in de eerste plaats met vriendin Marthe, familieleden, vullen het grootste deel van deze roman. Pauw neemt daarbij de ruimte voor niet altijd even onderhoudende dialogen, laat hoe dan ook weinig ongezegd, maar formuleert wel verzorgd. David roept echter geen grote sympathie of geestdrift op. Hij komt over als een nogal doorsnee mens, die overwegend breed gedeelde opvattingen uitwisselt met vriendin, dochter en kleindochter. Bovendien heeft hij ook nog eens de aansluiting met de nieuwe tijd gemist.

Zo blijf je lang zitten met de vraag wat er nou zo uitzonderlijk is aan Davids verhaal. Ja, zijn moeder was Joods, hij dus ook, zijn vader verdwenen. En Arend zegde op zeker moment de vriendschap op. Wat er tussentijds gedaan, gezegd en bepeinsd wordt, heeft er niet zelden maar zijdelings mee te maken. De roman eindigt dan wel met enkele deelverklaringen voor genoemde slepende kwesties, maar je gaat er niet echt voor op de punt van je stoel zitten. Daarvoor is David toch een te kleurloze man met een te weinig onderscheidend leven.

André Keikes

Leo PauwDe tranen van de stad. Nobelman – Groningen, 240 blz. € 24,95.