Deze bespreking van Koudvuur komt uit 2005.

Gloeiend leven

In de kleine roman Koudvuur pakt Manon Uphoff haar oude thema’s op: het opgroeiende meisje, de ontluikende seksualiteit en het ongelukkige gezin. Waar ze tot nu toe rondom deze gegevens korte schetsen schreef, geeft ze nu een min of meer samenhangend beeld.

Een vader en een moeder hebben een haat-liefderelatie, ze hebben volwassen kinderen uit een eerder huwelijk die nog vaak langskomen. Hun beider eigen jonge kinderen maken de puberteit door en dat gaat ze niet in de koude kleren zitten, laat dat maar aan deze fantasierijke schrijfster over die vooral uitblinkt in de beschrijving van de meer duistere kanten van het menselijk bestaan.

Uphoff lijkt dit gezin overigens zo dicht mogelijk te modelleren naar haar eigen familie waarover ze in interviews allerlei details naar buiten heeft gebracht. Haar hoofdpersonage heet Ninon, dit vooral verbaasde meisje observeert en ondergaat alles en we zien de gebeurtenissen door haar ogen. Langzamerhand komt ze steeds meer aan de buitenkant van het gezin te staan: ze leest
boeken en wordt uiteindelijk schrijver.

Met deze gegevens is Uphoff aan de slag gegaan en ze heeft er een zwartgallig, soms morbide, maar merkwaardig genoeg toch ook af en toe humoristisch verhaal van gebakken. Ze vertelt het
in de tegenwoordige tijd waardoor we er direct met de neus bovenop zitten, afstand is niet mogelijk. Voordeel van dit vertelsysteem is dat we het verhaal binnen gezogen worden, de gebeurtenissen lijken onvermijdelijk. Niet zo was het, maar: zo is het. ‘Sasja en Ninon zijn de jongen en het meisje. Later komt ook Lime.’ De geschetste figuren blijven schimmig maar dat is hier geen nadeel omdat Uphoff erin is geslaagd voldoende te suggereren, zodat wij ons eigen beeld kunnen maken van dit eigenaardige gezin.

Eigenaardig? Als je er eens wat langer over nadenkt vertoont dit gezin veel eigenschappen van wat we in de wandelgangen een ‘normaal’ gezin plegen te noemen. Er is altijd wel wat in zo’n gezin: dochters die aan lager wal raken, depressieve ouders, langzame aftakeling, debiele broertjes, halfzussen die een talent hebben voor de verkeerde mannen, dronkenschap, viespeukerij
en dan heb ik nog lang niet alles opgenoemd. Kortom Uphoff heeft het voor elkaar gekregen dat je tijdens lezing van dit boek zo af en toe eens terugdenkt aan het gezin waar je zelf in opgroeide en waar het ook niet allemaal koek en ei was. Jammer vond ik dat zij Ninon steeds meer afstand stand van het gezin laat nemen, ze laat haar steeds meer doorzien, maar ik ga hier niet te lang over doorzeuren. Dit is een rijk boek.

Uphoff zocht het, zoals altijd, in een ingehouden koele stijl waaronder het leven gloeit en borrelt. Je moet het als lezer allemaal zelf benoemen, zij is niet bepaald een reisleidster die de hoogtepunten van de reis beschrijft en daar ook nog een toelichtende beschouwing bij geeft. Ze laat haar heldin de gebeurtenissen meemaken in laconieke, kale zinnen, bij haar geen literair geneuzel over mooie zonsopgangen of interessante bospartijen. ‘Het meisje is tien jaar. Op sommige koopavonden mag ze met de moeder en Sill mee naar de Brons en de Zeeman.’ In twee zinnen
komt een hele wereld je hoofd binnen, een wereld aan verlangen en waarheid. Hierin is Uphoff ijzersterk.

Kees ’t Hart

Manon Uphoff – Koudvuur De Bezige Bij, Amsterdam. 174 blz.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 14 oktober 2005.