Rumoer

Rumoer sells. Dat weten we van clickbait, we zien dat bij een van de Amerikaanse presidentskandidaten en het is ook volop aanwezig in het Nederlandse publieke debat. Umberto Eco beargumenteert, in het onlangs uitgekomen bundeltje Hoe herken ik een fascist, dat het een instrument is van extreemrechtse regimes. Wat het ook is, het krijgt ons in beweging.

Natuurlijk zit ook ons literaire verleden hier vol mee. En de intellectuele Nederlandse vader hiervan is misschien wel de veelschrijver Jacob Campo Weyerman (1677-1747). Peter Altena werkte decennia aan diens biografie en heeft deze onlangs gepubliceerd onder de titel Nieuwsgier. Hij gaat uitgebreid in op het vele rumoer dat Weyerman veroorzaakte. Daarmee biedt Altena direct een verklaring voor de opkomst, de enorme successen, maar ook voor de totale ondergang van de schrijver Weyerman en het biedt hem tenslotte een raamwerk om de aandacht te begrijpen die de schrijver na zijn leven heeft gekregen.

‘Rumoer verkócht!’, aldus Altena en ‘[a]ls rumoer ontbrak, moest dat gezocht worden.’ Nu is Weyerman zeker geen fascist zoals Eco dat bedoelt en dat is natuurlijk ook niet de kwintessens van deze biografie, maar het werk van Weyerman heeft wel iets weg van een Twitterfittie, of clickbait. Deze biografie laat vooral zien hoe een achttiende-eeuwer daardoor kon leven van de pen en wat de gevolgen hiervan konden zijn.

Jacob Campo Weyerman is geboren in 1677 in een legerkamp van prins Willem III vlakbij Charleroi. Zijn vader Hendrick Weyerman is soldaat, zijn moeder Elisabeth Sommeruell reist dan nog met het leger mee. Al snel verhuist de van oorsprong Engelse moeder met de zoon naar ’s-Hertogenbosch en daarna naar Breda, waar ze enkele herbergen en koffiehuizen bestierde. Zoon Jacob zat zelf even in het leger en probeerde (zonder succes) een studie in de medicijnen aan de Leidse universiteit. Uiteindelijk wordt hij eerst met enig succes kunstschilder en vervolgens met veel succes schrijver.

Weyerman maakte met name furore als auteur van talloze spectatoriale geschriften. Korte tijdschriftjes die soms eens per week, soms meerdere keren per week verschenen, waarin hij de actualiteit en verder alles en iedereen op de korrel nam. Die tijdschriften lagen op de tafels van koffiehuizen en herbergen en werden daar uitgebreid en waarschijnlijk luidruchtig besproken. Het was een milieu waar Weyerman bekend mee was vanuit zijn jeugd en waar hij het grootste deel van zijn leven in bleef rondhangen.

Zijn stijl was een combinatie van het etaleren van klassieke kennis, het lukraak ‘lenen’ van teksten van succesvolle buitenlandse auteurs, bloemrijk (zoals ook zijn schilderijen waren) en venijnig. Hij was nietsontziend, maar ook humoristisch en gevarieerd. Van zijn moeder en de familie van zijn moeder had hij goed Engels geleerd, waarmee voor Weyerman een groot aantal werken toegankelijk was dat voor anderen gesloten bleef. Omdat hij hier zo kunstig mee om weet te gaan creëert hij een markt (of is het een genre?) waarin hij een tijdlang ongeëvenaard en onbedreigd de toon zet. Want hoewel ‘rumoer en schandaal’ belangrijk waren, het belangrijkste wapen van Weyerman was zijn ‘stijl’, aldus Altena.

Die stijl komt in de biografie vooral uit de verf in korte citaten die, als een soort illustraties, door het hele boek staan. Voor een lezer met gevoel voor achttiende-eeuws proza zitten daar inderdaad pareltjes tussen. Zoals een korte beschouwing over een zekere Lambert Pain et Vin, een man die Weyerman van alles beloofde maar hem uiteindelijk liet zitten:

De beruchte ’s Hertogenbosche bloemist en konstkoper Lambert Pain et Vin versogt mij om over te komen en beloofde mij goude bergen, indien ik zijne voornaamsten bagetten en bisarts, benevens zijne keurlijkste Luyksche en Engelsche auriculas wilde komen konterfyten in die stad in zijn thuyn, waar in ik bewilligde. Maar ik ondervond dat ‘er groot onderscheyt is tusschen beloven en nakomen.

Weyerman zou niet nalaten om in de toekomst Pain en Vin ook te kakken te zetten als de kans zich daarvoor aandiende. Dit ruziën was kracht en zou uiteindelijk ook zijn neerval betekenen, want hij overspeelt zijn hand.

Door deze analyse heeft de biografie een sterke focus op de schandalen rond Weyerman en raakt de persoon af en toe op de achtergrond. Dat is wat jammer, want er waren tallozen die door hem gefascineerd waren. Hoewel Altena het hier en daar aanstipt werkt hij niet uit waar die fascinatie precies in zat. Het beeld dat ontstaat is dat van een man die iedereen bedonderde, vrijwel geen scrupules kende, overal ruzie zocht en vond. Hij betaalde zijn rekeningen niet, onderhield verschillende liefdesrelaties, vaak tegelijkertijd, waarbij de kinderen die hij hier en daar verwekte vaak het slachtoffer waren. Weyerman was onbetrouwbaar en wispelturig en toch, tòch moet hij ook ontzettend innemend zijn geweest.

Aan het einde van zijn leven zakt hij af naar een wat zielige man, die, na een mislukte chantagepoging van hoge VOC functionarissen, zijn laatste jaren achter de tralies doorbrengt in de Gevangenpoort in Den Haag. Hij sterft daar, berooid en beschimpt in 1747. Weyerman liet een ontzaglijk oeuvre van zo’n 75 titels na, waaronder tientallen tijdschriften die soms honderden nummers beslaan. Altena put rijkelijk uit dat werk en ook uit het uitgebreide archiefonderzoek dat naar hem is gedaan in de talloze artikelen die over zijn leven en werk zijn verschenen.

Deze biografie biedt op zowel het werk van, als het onderzoek naar Weyerman een goede toegang. Met name de hoofdstukken waar de periodieken op de achtergrond raken hebben ontzettend veel vaart en lezen erg makkelijk. De stukken waar de tijdschriften de boventoon voeren zijn wat doorwrochter, maar bieden weer een inkijkje in de uitgeverspraktijk van Weyermans tijd. Hoewel het aantal schandalen wel heel uitgebreid is, zit er genoeg tussen om een levendig beeld te krijgen van deze Nieuwsgier die tot dusver zo ontzettend moeilijk te karakteriseren was voor zijn biografen. Dat is van belang, want Weyerman is een sleutelfiguur in de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Zijn werk vormde een belangrijke generatie aan lezers en vond jarenlang navolging bij auteurs, terwijl anderen zich juist tegen hem afzetten.

Altena maakt duidelijk dat het nog altijd loont om het werk van Weyerman te lezen en begrijpen. Niet omdat hij aardig was, omdat hij altijd de juiste keuzes maakt en zelfs niet vanwege het rumoer dat hij veroorzaakte. Wel omdat hij van belang was en nog steeds een sterke aantrekkingskracht kan uitoefenen.

Arjen Dijkstra

Peter Altena – Nieuwsgier. Jacob Campo Weyerman (1677-1747). Boom Uitgevers, Amsterdam. 372 blz. € 34,90.