Recensie: Willem Brakman – Gesprekken in huizen aan zee
De onderstaande recensie van Gesprekken in huizen aan zee komt uit 2002.
Brakman tachtig
Je hebt in Nederland twee soorten literatuur: Willem Brakman en de rest. De rest bestaat uit zo ongeveer 300 schrijvers die gemiddeld eens in de drie jaar een roman publiceren. Dan krijg je dus gemiddeld ieder jaar ongeveer 100 boeken van Nederlandse schrijvers. Tel daar de 30 debuten per jaar bij op en je hebt de gemiddelde productie van de Nederlandse literatuur in kaart, de Belgen dus niet meegerekend.
Honderddertig prozawerken met allemaal verschillende verhalen hang ups, dromen, obsessies en verlangens. De een wil het wereldraadsel oplossen, de ander wil het uitstellen, de derde kan het niks schelen, de vierde heeft het al opgelost, de vijfde droomt alleen maar, de zesde was vergeten waar hij ook weer over wilde schrijven enzovoort. Allemaal vertrouwen ze erop dat wij lezers hun werk geloven zolang we het nog aan het lezen zijn, ook al weten we heel goed dat alles erin verzonnen is, overdreven, onwaarheid, opgeblazen geklets en onzin. Zolang we lezen is alles waar wat we lezen. Daarom lezen we.
Maar daarnaast heb je dus ook nog Brakman. Bij hem gelden andere regels. En ze gelden al sinds hij in 1961 zijn eerste roman publiceerde: Een winterreis, overigens een kenmerkende titel voor zijn werk waarin vaak en grondig wordt gereisd, al was het alleen maar in het hoofd van de personages.
Ik heb nu Gesprekken in huizen aan zee gelezen, zijn 49ste boek, boek wie met me mee rekent beseft dat hij gemiddeld ieder jaar een boek schrijft, soms twee en zelfs ook wel drie, er is wel eens een jaar dat er geen Brakman is, maar dat haalt hij altijd weer in. De laatste tien jaar heeft hij geen jaar meer overgeslagen. Volgende week viert hij zijn tachtigste verjaardag.
Brakmans werk verschilt in ongeveer alles van de rest. Je kunt stellen dat zijn werk een niet aflatende poging doet de onmogelijkheid van schrijven te demonstreren. Taal is bij hem altijd verdacht, verhalen krijgen bij hem nooit een einde, gaan ineens over in andere verhalen, die herinneringen van iemand anders blijken te zijn die nooit bestaan heeft.
Een Brakmanboek vertelt nooit een verhaal, maar demonstreert altijd de onmogelijkheid ervan. Zo kan het, maar zo ook, en zo ook en iemand anders vertelde laatst hetzelfde verhaal ook zo. Waar de rest het geloof in verhalen in stand houdt, breekt Brakman dit systematisch af, al is het woord ‘systeem’ in de Brakmansiaanse mythologie een volkomen onhoudbaar begrip. Alle systemen verdwijnen bij hem de gehaktmolen in, dat is zijn systeem.
Veel houvast aan wat wij al weten bieden de romans van Brakman niet, wat dat betreft lijken ze verdacht veel op het leven zelf. Wel werkt hij vooral de laatste vijftien jaar binnen de context van bestaande literaire werken, Madame Bovary heeft al in zijn werk gefigureerd, Don Quichot, Ahab en vele anderen.
In dit laatste boek bevindt zich Virginia Woolff, hier Mevrouw Wolff genoemd. Brakman strooit met verwijzingen naar haar werk, maar net als je denkt dat het hier gaat om een interpretatie van haar werk komt dominee Bons de kamer weer binnen of Karel Helmich of de detective Lupijn. Misschien typeert Brakman zijn werk zelf het beste wanneer Lupijn aan Mevrouw Wolff vraagt wat voor boeken ze eigenlijk schrijft. ‘Dat moet u heel anders vragen,’ zegt ze ‘eerst achterom kijkend, dan met open kraag dichterbij komend, de hand voor de mond en uiteraard fluisterend.’ Lang leve Willem Brakman!
Kees ’t Hart
Willem Brakman – Gesprekken in huizen aan zee. Querido, Amsterdam, 220 blz.
Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 7 juni 2002.