De onderstaande bespreking komt uit 2005.

Schrijven als bevrijding

Simon Vestdijk hoorde je in het begin van zijn carrière niet snel hardop klagen over zijn lage verkoopcijfers. Hij was geen klager, hij wilde niet zeuren. Schrijven, dat wilde hij. Pas tegen het einde van zijn leven, toen hij meer dan honderd voortreffelijke romans, poëziebundels en beschouwingen had geschreven, kon hij ruim van de pen leven.

Maar het zat hem natuurlijk wel dwars. En heel af en toe kun je iets van zijn boosheid en wie weet zelfs wanhoop erover meevoelen. In 1938 hoorde de hij van zijn uitgever Nijgh en Van Ditmar dat van zijn nieuwe roman De nadagen van Pilatus vanaf 1 januari bitter weinig exemplaren verkocht waren. Je mag hier natuurlijk als schrijver nooit over klagen, het ligt nooit aan het kopend publiek, altijd alleen aan jezelf, dan moet je maar
‘makkelijke’ boeken schrijven of een ‘echt’ beroep kiezen, maar Vestdijks ontboezeming hierover in een brief aan zijn vriend Greshoff liegt er niet om. ‘Pilatus is na 1 januari’ schrijft hij, ‘inderdaad heel slecht verkocht. 144 exemplaren! Een schandaal. Wat een stom plebs toch.’

Ja, een schandaal, dat is het, dit prachtige boek dat hij tussen 15 januari en 2 maart 1937 geschreven had. Wat een stom plebs, hij had doodgewoon gelijk. Maar in het openbaar zweeg hij erover, zoals hij in het openbaar, zeker in het begin, altijd bijzonder zwijgzaam over zichzelf was.

Misschien had hij daar ook reden toe. Wim Hazeu presenteert in zijn weidse en zeker ook gevoelige biografie het leven van deze grote, wat mij betreft de grootste, Nederlandse schrijver. Al eerder schreven bijvoorbeeld Nol Gregoor, Anne Wadman en Hans Visser biografische stukken over het leven van de in 1898 in Harlingen geboren schrijver, maar Hazeu slaagde erin de soms bizarre gegevens over diens leven in een strakke lijn weer te geven.

Een schrijversleven, dat was Vestdijks leven, zoveel wordt wel duidelijk, maar gemakkelijk ging het in het begin niet. Vestdijk was merkwaardig genoeg een laatbloeier. Hij begon pas in 1932 te schrijven, eerst gedichten, maar al snel proza. En het was direct raak. De literaire bazen van die tijd, Ter Braak en Du Perron, waren met stomheid geslagen over deze vreemde, bescheiden man die nooit erg veel zei, maar wel op papier altijd raak uit de hoek kwam. En dat in een on-Nederlandse, kleurrijke stijl die zijn weerga niet kende.

Binnen een paar jaar was hij de twee literaire bonzen verre vooruit, ze hadden doodgewoon gewoon het nakijken, wat ze niet altijd gemakkelijk vonden. Voorzichtig schetst Hazeu, misschien wel iets te voorzichtig, hoe ze af en toe niet alleen verbijsterd maar ook regelrecht jaloers naar hun oorspronkelijke protegé keken, die hun gedachtegoed (‘een schrijver moet een vent zijn’) rustig aan zijn laars lapte. Vestdijk schreef het ene schitterende boek na het andere zonder zich erover te bekommeren of hij in de pas liep met een of andere stroming. Hij was zijn eigen stroming.

Wat vrijwel niemand wist was dat Vestdijk regelmatig ten prooi viel aan zware depressies, de eerste overviel hem op zijn zeventiende. Hij trok zich dan volledig terug uit het openbare leven, verviel in somber niets doen dat soms maanden, bijna jaren duurde en dat hij nooit afdoende wist te bestrijden. Zelfs niet met de allermodernste middelen. In het begin was hij dan afhankelijk van zijn ouders bij wie hij lange tijd in Den Haag in huis woonde. In 1935 maakte hij kennis met Ans Koster die hij zijn huishoudster en compagne noemde. Zij was tot haar dood in 1965 zijn gezel, minnares, waakhond, bodyguard, literair agent, verpleegster, manuscript-verzorgster en manusje van alles.

Vestdijk schaamde zich voor zijn depressies, vandaar misschien ook zijn zwijgzaamheid in het openbare leven. Wanneer hij weer verslagen in bed lag, liet hij zijn vrienden weten, dat hij ‘last van zijn maag’ had en dat het wel weer over zou gaan. Dit laatste was ook zo, ze kwamen en ze gingen, in zijn ogen hoorden ze bij zijn leven en schrijverschap. ‘Wie schreef had geen depressies,’ schreef hij aan iemand. Schrijven was voor hem altijd leven in de genade van de bevrijding.

Hazeu acht zichzelf niet bevoegd genoeg een verklaring te geven voor Vestdijks depressies, hij vindt dat hij zich ervoor moet hoeden ‘op de stoel van de psychiater te zitten of te psychologiseren’. Wel citeert hij met instemming de psychiater Van Dantzig die voorzichtig suggereert dat Vestdijks ziektebeeld wellicht iets te maken heeft met zijn steeds terugkerende pogingen om verlangen naar troost uit te bannen.

Maar wanneer de bevrijding er was, wanneer hij weer ‘mocht’ schrijven, voor hem was schrijven altijd een ‘mogen’, nooit een moeten, dan was deze briljante veelschrijver niet te houden. Met verwondering en af en toe regelrechte verbijstering las ik tot welke prestaties Vestdijk in staat was. De grote roman Terug tot Ina Damman schreef hij tussen 5 mei en 24 juni 1934. Honderden pagina’s grote en ontroerende literatuur in zes weken! Tussen maart 1963 en december 1965, dus tussen zijn 65-ste en 67-ste, schreef hij zes (!) voortreffelijke romans, een dikke essaybundel over de symfonieën van Bruckner, plus de nog steeds meesterlijke studie De zieke mens in de romanliteratuur.

Hazeu schreef met deze biografie zijn meesterproef en kreeg daarvoor in Groningen volkomen terecht de doctorstitel. Dit werk heeft dus een wetenschappelijk tintje en je kunt inderdaad zeggen dat Hazeu er niet in het wilde weg op los speculeert of interpreteert. Hij houdt zich bij de feiten en die zijn vaak al bizar genoeg.

Zo beschrijft hij met de nodige ingehouden ironie de vele verliefdheden waar vestdijk zich aan over gaf. Hazeu heeft zich zoals dat moet in de wetenschap op afstand van zijn object gehouden, maar toch kun je het hele boek door zijn grote compassie voor deze tragische en grote schrijver voelen en horen doorklinken. Dat maakt zijn biografie veel meer dan alleen een verzameling van gestructureerde feiten en gebeurtenissen.

Kees ’t Hart

Wim Hazeu – Vestdijk, een biografie. De Bezige Bij, Amsterdam. 824 blz.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 11 november 2005.

(foto: Wim Hazeu bij de onthulling van een bord aan de Torenlaan in Doorn waar Vestdijk lange tijd heeft gewoond.)