Het Nederlandstalige lied kent vele gedaanten: smartlappen, cabaret, carnavalskrakers. De teksten kunnen we vaak uit ons hoofd meezingen onder de douche en lijken op het eerste gezicht vrij eenvoudig, maar als je er wat dieper over gaat nadenken, blijkt niets minder waar. Waar gaan die nu liedjes écht over? In deze reeks proberen we daar een antwoord op te vinden met hulp van ‘close reading’, een techniek uit de literatuurkritiek waarbij er heel nauwkeurig wordt ingezoomd op de (literaire) tekst zelf, om de betekenis laag na laag bloot proberen te leggen. Dat levert vaak verrassende resultaten op.

Het Nederlandstalige lied kent overigens heel wat meer gedaanten dan smartlappen, meezingers en carnavalsstampers, zoals de intro van deze rubriek vilein suggereert. Maar misschien zijn de literair interessantere liedjes wel flink in de minderheid geraakt. Om niet te zeggen bijna uitgestorven.

Dat is jammer, want muziek en teksten van mensen als Ramses Shaffy, Annie M. G. Schmidt, Willem Wilmink, Jan Boerstoel, Lennaert Nijgh, Hans Dorrestijn, Harry Bannink, Frans Ehlhart, Willem Nijholt, Theo Nijland, Herman Pieter de Boer om er maar enkelen te noemen zijn echt niet te vergelijken met Mien en haar feestneus of Ik Heb Gekoze Voor Die Life.

Neem nou Spinvis. Een nauwelijks te categoriseren zanger en tekstschrijver, want hij is veelzijdig en steeds opnieuw verrassend. En zo zijn zijn teksten. Op het eerste gezicht glashelder, maar steeds voorzien van een niet altijd even gemakkelijk te kraken laagje, donker, rauw.

‘De grote zon’, dat deel uitmaakt van het prachtige, door Hanco Kolk al even fraai geïllustreerde album Tot ziens, Justine Keller, uit 2011, is lichtvoetig, zomers, maar met zo’n donkere rand.

Het wordt een lange reis, zo begint de tekst, waarna een lange reis nog eens wordt herhaald. Hebben we het over een gewone reis, een vakantiereis wellicht, of dienen we hier ook aan ons menselijk bestaan te denken? Wat volgt is: Het heeft hier flink gestormd vannacht maar het klaart al op / Je hoort de vogels weer / Je ruikt de regen nog, lijkt te wijzen op iets wezenlijks dat meespeelt. Een stevige ruzie in de relatie, een dreigement niet samen te vertrekken of verder te gaan? Spelen er andere dilemma’s? Over een kindje maken? Waar die duidelijk nog niet begonnen lange reis uit het begin op zou kunnen duiden.

Misschien een andere keer, gaat de tekst verder, een andere keer / want we moeten verder / hoe dan ook / tot het niet meer lukt / tot het niet meer gaat / zien we dan wel weer. Behalve denken aan ouderdomskwalen, dovende vuren en dreigende erectieproblematiek, kun je natuurlijk ook uitgaan van een stel dat al zo veel samen heeft beleefd, dat daar een streep doorzetten geen optie meer lijkt. Hebben ze een opgroeiend kind misschien, want wie zegt eigenlijk dat dat kind nog moet komen?

Spinvis is een meester van de suggestie. Dus pas maar op met je snelle associaties en gevolgtrekkingen. Alles op een rij, resumeert de tekst, ik blijf bij jou tot aan het eind / zo lang deze auto rijdt /ik ben een twijfelaar / maar jij nog meer, dus dat zijn er twee. Het lijkt andermaal te wijzen op een hevige woordenstrijd tussen twee mensen met een relatie, die twijfelen over zichzelf, de ander en elkaar, maar een breuk te ver vinden gaan. Ze kunnen en willen die stap – ik blijf bij jou tot het eind – niet zetten. En ondertussen – zo lang deze auto rijdt – neemt het besef van de tijdelijkheid toe.

Ik ben niet meer heel erg sterk misschien / maar ik maak je aan het lachen dus daar moet het dan maar mee, vervolgt De grote zon. Het lijkt te bevestigen dat de crisis voorbij is en de twee, zij het met de nodige twijfels, samen verder willen. Ze kunnen er zelfs de lol nog wel van inzien.

En dan herhaalt het lied: Het wordt een lange reis / de langste reis / voorbij de laatste flats / niemand op de weg / over het kanaal. Er lijkt alzo met het eerdere besluit geen weg meer terug. Ze zullen het met z’n tweeën samen moeten rooien, ook al hadden ze zich het leven mogelijk anders voorgesteld.

Ik zet hem in zijn vijf, dat maakt niet zo’n kabaal / Alles is oké. Je stelt je de twee voor, even letterlijk op de weg, zwijgend, opgelaten, maar toch ook wel opgelucht. Dan volgen nog enkele fragmenten, die de herstelde vrede onderstrepen: De horizon en het vlakke land /Ik rij en jij leest mijn hand / Ik ben een waterman dus deze week zit alles mee / we luisteren naar Adamo en praten over alcohol / en de foto’s die je maakt van de grote dag / de grote zon.

Behalve een vederlichte verwijzing naar Jacques Brel en diens vlakke land, – De bundel bevat immers ook het liedje ‘Oostende’ – valt de wedergeboorte van de jonge blik op, alsof de twee weer voor het eerst samen op de weg zitten: iemands hand lezen, geloven in horoscopen, luisteren naar zorgeloze liedjes als die van Adamo en praten over alcohol. Het klinkt als herinneringen aan de vervlogen jaren van hun beider jeugd. En dan ‘de grote dag’. Was er eens zoiets? Met ringen en zo? Toen de grote zon zich aankondigde.

Heerlijk prozaïsch is dan weer: Stoppen bij een tankstation waar de mensen doen alsof het nooit zo is geweest, maar De grote zon wordt afgerond met wat je wel een happy end mag noemen: Ik zie ik zie wat jij niet ziet / ’t Is oranjerood / en komt ons tegemoet / en alles is nu goed.

Waar Spinvis graag de dreiging van al te zoet mixt met wat rauwere teksten, komt ‘De grote zon’ over als een uitzondering. Al mag je het begin uieraard niet vergeten: ‘het wordt een lange reis’ en ‘daar moet het dan maar mee’.

André Keikes

Afbeelding: still Youtube