Dit is het tweede deel van een essay naar aanleiding van ‘Brief In De Nacht Geschreven’ in Nader tot U (1966). Lees hier het eerste deel.

2

‘Er is meer in dan ooit over de Dood’, waarschuwde Reve al.

‘Velen die dood zijn, verhongerd, vergast, doodgeslagen, doodgeschoten of anderszins omgebracht, stijgen op uit de nacht,’ vervolgt hij zijn ‘Brief In De Nacht Geschreven’. Hij noemt David K. – David Koker, de beste vriend van Karel, die als Jozef Pijp één keer wordt genoemd in De Avonden als Frits van Egters in het tweede hoofdstuk bij Joop en Ina herinneringen ophaalt aan de Cementwijk:

‘Weet je nog, dat jullie mijn boeken kapot geschoten hebben? Jij met Jozef Pijp? Met het luchtpistool? Alle ruggen aan flarden. Dat is nog niet eens zo lang geleden.’

In februari 1943 werd de familie Koker opgepakt en opgesloten in Kamp Vught. In 1944 werden ze tewerkgesteld in Reichenau in Neder-Silezië, waar de vader van David stierf. David werd ziek en op transport gesteld naar Dachau. Onderweg is hij, op 23 februari 1945, door bevriezing overleden.

In Vught had hij een dagboek bijgehouden dat in delen het kamp uit werd gesmokkeld. In 1977 verscheen het in boekvorm bij Van Oorschot, bezorgd en ingeleid door Karel van het Reve. Het werd later vertaald in het Engels.

Onder de ‘velen die dood zijn’ noemt Reve ook Simon L. – Simon Leuw die Jim werd genoemd, zijn eigen beste schoolvriend, en verder: ’Bertje W. en haar broertje Leendert, samen met hun ouders’, ‘Ilsa haar man Karl, gevlucht naar Amsterdam, gepakt in Brussel, in Berlijn onthoofd.’

De brief is al vijf bladzijden op gang als Reve terugkeert naar de levenden. Hij introduceert Bullie van der K. die in ‘het naburige P.’ woont. P. is het dorp Pingjum. Het door Reve gebruikte adjectief ‘naburig’ moet ruim worden opgevat, want Greonterp en Pingjum liggen toch gauw twintig minuten rijden uit elkaar. Vanuit Amsterdam gezien zou je misschien inderdaad kunnen spreken van ‘naburig’.

Bullie van der K. is voluit: Bullie van der Knaak. Bullie en Reve kennen elkaar van de feesten op Jagtlust. In ‘Brief Uit Amsterdam’ treedt hij op als Francis Pancake, hoewel, van optreden kun je eigenlijk niet spreken… Reve 

ontdekt de jonge schilder, reizer en trekker, of anderszins vitalisties geoccupeerde medemens Francis Pancake, in een geïmproviseerd bed, half blootgewoeld, wat hij wel niet zal merken, want zijn roes duurt al ongeveer een halve week, maar ik dek hem in ieder geval teder toe.

Het was Fritzi ten Harmsen van der Beek, in de reisbrieven Oofi genoemd, die de naam Bullie van der Knaak had bedacht voor Frans Lodewijk Pannekoek, Hij zat blijkbaar altijd zonder geld, maar vroeg nooit meer dan een knaak te leen.

Nadat Reve in Amsterdam een tentoonstelling van het werk van Pannekoek had geopend, in afwezigheid van de kunstenaar, werd even gedacht dat Frans Lodewijk Pannekoek en Gerard Kornelis van het Reve een en dezelfde persoon waren. De suggestie werd opgeworpen door Theun de Winter en Rogier Proper, die onder het pseudoniem Elsa Botenbauwer een rubriek in het studentenweekblad Propria Cures vulden, en vervolgens opgepakt door kranten als Het Vrije Volk:

Frans Lodewijk Pannekoek, schilder en Gerard Kornelis van het Reve, schrijver, zijn een en dezelfde persoon. Van het Reve zelf heeft het tegenover ons niet tegengesproken.
Enige weken geleden opende hij ’n tentoonstelling van schilderijen en etsen ‘van mijn vriend Pannekoek’ in de Galerie Pribaut te Amsterdam. Hij vertelde toen dat de schilder in Spanje was en eigenlijk ook niets met de tentoonstelling te maken wilde hebben. Van het Reve had het werk ‘toevallig’ gevonden bij een lekkage in het huis van Pannekoek.

Op dezelfde dag bracht De Tijd een bericht onder de kop ‘G.K. van het Reve zegt Pannekoek te zijn’. Het katholieke dagblad citeert Reve:

‘Het blijft nu overigens een pijnlijke vraag of ik Frans Lodewijk Pannekoek ben, maar laat ik het nu maar toegeven.’

Naar aanleiding daarvan stuurde het Algemeen Handelsblad Reve een telegram: dagblad de tijd meldt heden reve en pannekoek zijn zelfde persoon is dat just stop gaarne per omgaand antwoord. De repliek van Reve was dermate cryptisch, dat deze krant de zaak verder maar liet rusten. ‘Men moet onvermoeid voortgaan, verwarring te zaaien in het kamp van de tegenstander,’ noteerde Reve in een brief aan Pannekoek.

De Volkskrant verwees het verhaal de volgende dag al naar de prullenbak. Pannekoek verblijft voor 100 gulden per maand op het adres Calle Baldrich 67 II te Valls, provincie Taragona, Spanje, wist de krant, die ook Reve aan het woord liet:

Ik heb die mystificatie niet gemaakt. Het gekke is: toen het eenmaal begon op te steken, kreeg iedereen onafhankelijk van elkaar de neiging om het te spelen. Thomas Rap, die Pannekoek al jaren kent, van school nog, en Paul Mertz van Galerie Pribaut, allemaal vielen ze onmiddellijk in hun rol toen de kranten begonnen te bellen.

Gerard Reve had de mystificatie dan misschien niet bedacht, hij deed ook niet veel moeite om die naar het rijk der fabelen te verwijzen.

3

Als Gerard Kornelis van het Reve dan niet Frans Lodewijk Pannekoek was, wie was of is Frans Lodewijk Pannekoek dan wel?

Hij is een Nederlandse kunstenaar, op 21 februari 1937 geboren in Den Dolder. Voordat hij rond 1961 een kamer betrok in, zoals Reve schrijft, ‘Oofi haar landhuis, statig en vervallen als altijd, en meer dan ooit gelijkenis vertonend met huis en erve op Chas Addams zijn cartoons’, had hij er, ondanks zijn jeugdige leeftijd, al een zwervend bestaan op zitten. Als Reve hem als Francis Pancake opvoert in ‘Brief Uit Amsterdam’, is hij 25 jaar oud en woont hij al in het Friese Pingjum. Ze raken bevriend nadat Reve zich in 1964 in het twintig kilometer verderop gelegen Greonterp vestigt.

Reve en Pannekoek komen in Friesland een paar keer per week bij elkaar over de vloer. Ze spreken over schrijven, kunst, het leven, godsdienst, dit onder het genot van onbekrompen hoeveelheden drank. Pannekoek bracht Reve na een zuipsessie met zijn Citroënbus met brommer en al terug naar Greonterp.

‘De bewegingen van zijn heupen onder zijn blauw verschoten spijkerbroek’ volgend, noteert Reve over Bullie van der Knaak alias Frans Pannekoek:

[ik] vond hem nog steeds geil, en overwoog ik spijtig, dat ik geen zusje van vijftien, zestien had, dat ik hem zou kunnen geven, opdat hij haar, nadat ik haar onverbiddelijk zou hebben ontbloot, langdurig en grondig zou bezitten, etc.

Of Reve die woorden op dat moment ook heeft uitgesproken, blijft onvermeld, maar in een brief aan Pannekoek, gedateerd 10 november 1965, zegt hij het zo: ‘Had ik maar een zusje van 15½ of 16, etc. om aan jou te geven.’ Zeker een royaal gebaar dat van vriendschap getuigt, maar in moreel en juridisch opzicht natuurlijk onhoudbaar.

Van vriendschap getuigde ook Veertien etsen van Frans Lodewijk Pannekoek voor arbeiders verklaard door Gerard Kornelis van het Reve, een zelfstandige uitgave met een tekst die zeker niet had misstaan in Nader tot U, en de al gememoreerde opening van de tentoonstelling van Pannekoek in Amsterdam. Het doel, meer bekendheid geven aan het werk van de kunstenaar, werd ruimschoots behaald, maar Pannekoek zelf hield zich nadrukkelijk op de achtergrond. In 1967 vertrok hij voorgoed naar het buitenland.

In een brief van 31 maart 1969, gericht aan ‘Lieve Frans en Helmi’ zegde Reve de vriendschap op, nadat hij nog geen week eerder ontkende die bedoeling te hebben. Hij schrijft

dat ik niet langer kan, en ook niet langer wil geconfronteerd worden met die toestand van sociaal failliet en pauperdom, die je, daar ben ik nu onwrikbaar van overtuigd, zelf zoekt, en zelf schept. Dat is je goed recht, maar ik wil er niet meer mede te maken hebben, omdat het aan me vreet, en me gek maakt.

De grootste grief is: ‘Je kan iets, maar je wilt niets. Alle moeite is je te veel.’ Voor Reve is kunst ‘gestage, moeizame arbeid,’ hij spuugt ‘op alles wat bohémien wil zijn en denkt dat het sjiek is om in een troep te leven’, het is hem een raadsel ‘hoe iemand zo zijn eigen leven kan fnuiken en verwoesten, en alles en iedereen er de schuld van geven.’

De vriendschap met Frans Pannekoek ‘verliep van lieverlede’, zegt Reve later tamelijk mild in de verantwoording bij Brieven aan Frans P. ‘Het was, zolang als het duurde, een leuke tijd.’

Frank van Dijl

***

Dit is het tweede deel van het tiende verhaal van een serie over de brieven in Op weg naar het einde en Nader tot U. Lees hier het eerste deel.

Deze essays verschenen, voorzien van voetnoten en personenregister, in gelimiteerde oplage in boekvorm bij Uitgeverij Fragment. De zes delen zijn intussen uitverkocht.

Foto F.N. Broers / Anefo / Nationaal Archief CC0.