In zijn column in Trouw reageert Jamal Ouariachi op de omstreden column van Herman Brusselmans in Humo. Hij stelt zich voor dat hij en zijn kind slachtoffer zijn en dan volgt de omstreden zinsnede ‘en ik word zo woedend dat ik iedere Jood die ik tegenkom een puntig mes los door de keel wil rammen.’ Ouariachi schrijft over een echt bestaand slachtoffer, een jongetje:

Er zijn heel veel van dat soort jongetjes. Duizenden. De Jood die van Brusselmans een mes in zijn keel krijgt bestaat níét echt. En blijft hopelijk hypothethisch. De Humo-lezer die een column van Brusselmans leest en denkt: kom, nu voel ik me volkomen gelegitimeerd om iedere Jood die ik tegenkom een puntig mes los door de keel te rammen – die bestaat evenmin.

Ze bestaan niet, die laatste twee, maar toch gaat alle aandacht naar hen uit, en niet naar de echte mensen op wie momenteel genocide wordt gepleegd.

Hij eindigt zijn column cynisch:

Maar goed, die column van Brusselmans. Schokkend hè, wat zo’n man schrijft?

Lees de hele column hier.