‘Wie van mensen wil houden, moet de zotheid omarmen’

Wie Zevenpoot ter hand neemt, ondergaat vrijwel direct een meervoudige, zintuiglijke ervaring. Het omslag is er niet een die je zomaar even over het hoofd ziet. Een krioelende mensenmassa in felroze truien met rode strepen spat van de kaft af. De mensen zijn aan het schreeuwen, of joelen, iemand houdt een fles in zijn hand. Zijn ze onder invloed? Een kleine mevrouw in turquoise jurk ondergaat met geschrokken blik hoe zij half ondersteboven door de menigte wordt gedragen, of doorgegeven. Ze bevinden zich in een tram. Omdat de titel ‘Zevenpoot’ is, ga je onwillekeurig in de menigte op zoek naar een zevenpoot, maar die is onvindbaar, tenzij de armen die uit de krioelende massa uitsteken, voor poten moeten doorgaan. Misschien is het een afwijking van mij, maar als er een losse omslag om een boek zit, haal ik die er altijd meteen af om te kijken wat er onder zit, en bij dit boek smolt ik meteen: een prachtige linnen omslag! De auteur mag dan Arnon Grunberg zijn, maar wat je in handen hebt, is daarnaast ook nog een echte Thé Tjong-Khing (gelauwerd illustrator) én een echte Irma Boom (boekontwerper, onderscheiden met de Eremedaille voor Kunst en Wetenschap van de Huisorde van Oranje)! En dan hebben we het alleen nog maar over het omslag…

Aan de binnenkant van het omslag staat: ‘Wie van mensen wil houden moet de zotheid omarmen’. En dat die zin veelbetekenend is, wordt gedurende het boek wel duidelijk. Meedogenloos daalt Grunberg in zijn satire af naar de bodem van de (westerse) mens en wat hij daar naar boven haalt, is nogal schrijnend. De ondertitel ‘een serenade aan de mens’ lijkt daarom op het eerste gezicht vooral cynisch, maar dat valt bij nader inzien mee.

Het echtpaar Knoblauch is aan het begin van het verhaal in blijde verwachting van een kind dat waarschijnlijk een zeer klein formaat zal hebben. Dat blijkt bij de geboorte echter niet de enige afwijking. Het piepkleine jongetje heeft namelijk ook nog eens acht benen, of poten. Dit is verrassend, gezien de titel. De liefde die het echtpaar voelt voor Mom, zoals ze hun kind noemen, is bijzonder aandoenlijk. Ze zijn vanaf het allereerste begin tot over hun oren verliefd op dit kleine wezen. Deze liefde is onvoorwaardelijk en onverwoestbaar.

Maar hoe zit het met de omgeving waarin dit prille geluk is terechtgekomen? Vanaf het eerste begin blijkt de wereld er een van wreedheid en willekeur. De kraamhulp eet ongegeneerd de hele koelkast leeg, die meneer Knoblauch zo liefdevol voor zijn pas bevallen vrouw had gevuld. De natuurgenezer die door het echtpaar om hulp wordt gevraagd, blijkt vooral een afzetter, en zonder dat de Knoblauchs het kunnen tegenhouden, wordt Mom door een progressief kunstenaarscollectief geconfisqueerd en in het Stedelijk Museum tentoongesteld:

[…] daar zal de readymade een ereplaats krijgen op onze afscheidstentoonstelling. Wij nemen afscheid van de Europese kunst. Europa is het sterfhuis, haar kunst de guillotine. Een klein, misdadig, overschat plekje op deze wereld is Europa. En van dat Europa nemen wij afscheid. Afscheid van het imperium met zijn koloniale reflexen, zijn koloniale stem en zijn koloniale penis, om over zijn koloniale teelballen maar te zwijgen. Daarna nemen wij afscheid van elkaar. Wij zijn ex-Europeanen. Wij nemen afscheid van de misvormde Europeaan. Dag, misvormde Europeaan.

Met elk nieuw hoofdstuk blijkt de wereld absurder. De Knoblauchs blijven weliswaar een soort basisnaïviteit houden ten opzichte van hun zoon en hun omgeving, maar ondertussen worden ze uitgebuit en raken ze verzeild in allerlei intriges. Ze zetten hun tent op vlak voor het museum, om zo dicht mogelijk bij hun zoon te verblijven. Terwijl Mom vissenvoer te eten krijgt in het museum, omdat ze nu eenmaal één lijn moeten trekken, kopen de Knoblauchs garnalenkroketjes voor hun zoon, om hem wat bij te voeren.

Het verhaal is kleurrijk geïllustreerd en net als het verhaal laten ook deze illustraties een absurde wereld zien waarin het kwetsbare echtpaar, steevast een stuk kleiner dan de andere afgebeelde figuren, overgeleverd is aan wreedheid en willekeur.

Het verhaal houdt onze maatschappij, inclusief de koning, die zichzelf in een kat heeft laten veranderen om te ontkomen aan zijn ‘rotvolk’, een spiegel voor, en wát voor een! Vol humor, maar ook meedogenloos laat Grunberg zien hoe we vooral aan onszelf denken en hoe we alles met regels en protocollen proberen dicht te timmeren, terwijl de bagger tussen al die regels doorsijpelt en alles alleen maar van kwaad tot erger wordt. Je voelt hoe je met de beste bedoelingen alles wat je dierbaar is, met geen mogelijkheid kunt beschermen. Leven lijkt vooral verliezen.

En toch, door de niet aflatende liefde waarmee de twee echtelieden hun zoon volgen en daarbij, ik zou haast zeggen, het ‘sadistisch universum’ voor lief nemen en misschien zelfs omarmen, krijg je het gevoel dat dit het enige is wat de mens overblijft of te doen staat: de ander liefhebben. Dat lees je, dat zie je, dat voel je, in woord, beeld en materiaal. Als dat geen wonderlijke schepping is. Chapeau voor deze drie kunstenaars!

Dietske Geerlings

Arnon Grunberg en Thé Tjong-Khing – Zevenpoot; een serenade aan de mens. Querido, Amsterdam, Antwerpen. 176 blz. € 23,99.