De volgende recensie over Niets, niemand en redelijk stil komt uit 2001.

De eerste blik

Dimitri Verhulst schreef een kleine roman, novelle heette dat vroeger, over een interessant verschijnsel: de eerste blik, de coup de foudre, de liefde op het
eerste gezicht. De vrouw die je een keer ziet en daarna nooit meer. En die je nooit vergeet. ‘Miserlou’ heet zo iemand volgens hem in de klezmermuziek.

Zij is de bezongen woestijnprinses. Een mooie woestijnprinses. Haar schoonheid ontneemt je de wasem, slaat tanden uit je smoel. Zo schoon dus. Haar één seconde zien volstaat om haar beeltenis nooit te vergeten.

De ik die zelf ook Dimitri Verhulst heet, ziet op een caféterras van de Ramblas in Barcelona een jonge vrouw koffie drinken en dan is hij verloren. Er gebeurt verder niks op dat terras, ze drinkt koffie, hij kijkt, ze kijkt even naar hem, niet lang ‘en toch had ik haar een glas water uit een steen geperst als zij dat had gewenst’.

Ik vind dit een prachtig gegeven en ik wil alles verder tot in de details weten, niet of hij die vrouw ooit nog zal ontmoeten want ik weet dat dat volgens de traditie van dit gegeven nooit gebeuren mag. Je kijkt, je bent verloren en dat is het dan. Maar hoe zal het verder gaan? Gaat de schrijver zich een leven van die vrouw fantaseren waarin hij zelf een fantasiebestaan leidt? Of krijgen we de omstandigheden te horen die ertoe leidden dat deze jongeman in staat was tot een dergelijke wanhoopsblik?

Verhulst kiest voor het tweede. En dat levert een licht melancholiek beeld op van een jongeman die niet helemaal in deze wereld lijkt te sporen, die geheel volgens de tradities van de Romantische school niet het vinden tot zijn levensdoel heeft gekozen, maar het zoeken zelf. We beleven het licht wanhopige bestaan van deze man mee, zijn verdere belevenissen in Barcelona zijn pogingen zich vast te houden in het bestaan. En vooral zijn pogingen zijn herinneringen te wissen.

Pas ver over de helft van dit boek beginnen de sombere ondertonen ervan de overhand te krijgen. Dan slaagt Verhulst er niet meer in het drama verder te verzwijgen. Hij vertelt in een flashback het hartverscheurende verhaal over de dood van een achtjarig meisje die hij op zijn geweten heeft: hij was de chauffeur van de auto die langs reed, precies op het moment van haar plotselinge oversteken in een klein Vlaams dorp. Hij kon er niets aan doen, maar toch, ze was dood. En hij gaat zonder dat de dorpsbewoners het in de gaten hebben naar haar begrafenis.

Dit verhaal geeft dit eerst lichte boekje plotseling een dramatische wending die extra gewicht krijgt omdat Verhulst de lichte toon ervan zo lang mogelijk in stand probeert te houden. Hij wil niet ondergaan in zelfmedelijden. Juist deze blijvende lichtheid maakt dit kleine werk opmerkelijk, je wordt als lezer gedwongen de ontmoeting uit het begin in het licht te zien van de dramatische gebeurtenis van later. Dat verandert alles in dit boek. De ik is op de vlucht, en probeert houvast te vinden, in herinneringen, in zijn miserlou, in priemgetallen. Dan reist hij terug naar huis en komt alles terug.

Kees ’t Hart

Dimitri Verhulst – Niets, niemand en redelijk stil. Contact, Amsterdam. 112 blz.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 20 juli 2001.