Recensie: Han van der Vegt – Bouwdoos
Stel uw eigen dystopie samen
Bouwdoos, de nieuwe bundel van Han van der Vegt, bevat dwarse poëzie. Letterlijk: om de gedichten (twee tot zes bladzijden) te kunnen lezen, moet je de bundel een kwartslag draaien. Maar ook vorm en inhoud zijn dwars. Regels kunnen sterk in lengte verschillen, opsommingen worden net als in ambtelijke stukken aangegeven met bolletjes, sommige woorden zijn verticaal afgedrukt. Als lezers worden we inhoudelijk niet gespaard: ons staat een enorme waterstijging te wachten, met alle gevolgen van dien, de overheid is alomtegenwoordig, zelfs in je lichaam, vrijheid bestaat niet al menen we soms van wel, we zijn uniek onder de unieken als gelijke onder de gelijken. Maar desondanks is het een bundel waarvan je niet somber wordt, integendeel. Hij bestaat uit absurde, humoristische uitvergrotingen. Een goed voorbeeld is het tweede gedicht, ‘Minke en Fam hebben een start-up!’ Zij hebben een bureau opgericht dat helemaal past in deze tijd: zij verschaffen hun klanten (‘vrienden’) een oorspronkelijke, maar ook nuttige persoonlijkheid, natuurlijk op maat gemaakt. Daarvoor heb je informatie als deze nodig: ‘noem drie situaties waarin oorspronkelijkheid je van pas zou komen’. Het kost wat, maar dan heb je ook wat: ‘wees jezelf met een persoonlijkheid van Minke en Fam!’ En de trotse bezitters krijgen een keurmerk onder hun linkeroor. Zo gaat het door, bladzijden lang, steeds gekker, maar logisch binnen dit gedicht.
Het verlies aan individualiteit is een belangrijk motief in deze bundel. Prachtig is het gedicht ‘Het vlees op weg’. Het vlees, dat zijn wijzelf. Twee strofen:
de straten lopen vol vlees
een onhoudbare vloed
stuwt de huizen uiteen
het vlees kent zijn bestemming niet maar het is alvast op weg gegaanzie de bewegingen van het vlees
zie het kolken en bruisen waarmee het zich kenbaar maakt
geweld in eigen zweet
beurs van eigen drang
mals van eigen lijden
gebakerd in bonte, kostbare windselen en
omduizeld door geuren van eigen verval
Ecce homo, zie de mens, die zijn bestemming niet kent en, zoals even later blijkt, naar verlossing zoekt, ‘zich een horizon [droomt] voorbij het vlees’. Mooi is het woord ‘geweld’: hier geen zelfstandig naamwoord, maar het voltooid deelwoord van ‘wellen’: het vlees wordt zacht gemaakt in het zweet.
Maar dit is niet alles. Ons lichaam biedt ons geen veiligheid, leren we in het gedicht ‘De datapokken’: gekonkel in darmkronkelingen, lichaamsvreemde cellen die samenscholen in je voorhoofdsholte, organen die zich tegen je keren en nog veel meer. Maar gelukkig is er een remedie: ‘uw overheid deelt graag haar kennis van uw lichaam met u’. Je hoeft daartoe alleen maar zelfhechtende datapokken op je huid te plakken, gewilde accessoires, die alles peilen wat er in je lichaam gebeurt en de data naar de overheid zenden. Via heldere displays houdt de overheid je vervolgens op de hoogte. Uiteraard heeft die belang bij een goede gezondheid, want ‘uw lichaam vormt een risico voor uw overheid / opstand van het lichaam is opstand tegen uw overheid’.
Van der Vegt kan met enkele woorden een grote beklemming oproepen, die voor de (deze) lezer direct weer wordt verdreven door plezier in de knappe formulering. In ‘De bezette stad’ groet een ‘je’ steeds opnieuw ‘het bolle oog’, een camera, uiteraard. Een prachtige regel is: ‘het bolle oog luikt je lankmoedig toe’. Van ‘oog luikt’ is het maar een klein stapje naar ‘oogluikend’. Met andere woorden: de ‘jij’ heeft geluk dat het bolle oog in een milde stemming is en hem oogluikend tolereert. ‘Jij’ hoort er helemaal niet te zijn!
Of neem de regels uit een ander gedicht (‘Jouw lijf, jouw Jurre’), over een charismatische blaaskaak met een stem die iets teweegbrengt dat je door heel je lijf voelt: ‘Jurre spreekt zijn getrouwen toe in hun eigen taal / Jurre heeft zich de tongriem gesneden / om meer talen te kunnen spreken’. Zich de tongriem snijden: het is grappig, maar geeft ook aan dat Jurre als een man van zijn tijd voor zijn eigen succes heeft gezorgd. Succes is een keuze, nietwaar? Het is mooi hoe de dichter die stem typeert. Je kunt hem overal horen: in de sociale media, politiek, marketing:
niet de inhoud maar de vorm
niet de vlinder maar de worm
niet de dooier maar de schaal
niet de daad maar het verhaal
Sommige regels zouden geheel op zichzelf kunnen staan, zoals ‘beschaving is de relatieve beheersing van de lichaamsopeningen’. Het is het woord ‘relatieve’ dat deze regel de kracht geeft van een aforisme. Er doen zich nogal eens situaties voor – op tv, sociale media, de werkelijkheid – waarin je je grinnikend afvraagt hoever dat relatieve gaat.
De ondertitel van Bouwdoos is probate pöezie. Van der Vegt heeft daarmee niets teveel gezegd: na lezing van de bundel ga je opgewekt de ondergang tegemoet.
Hans Puper
Han van der Vegt – Bouwdoos. Probate poëzie. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 64 blz. € 22,99