Recensie: James Baldwin – Giovanni’s kamer
Aantrekkingskracht en afkeer
Bijna was Giovanni’s kamer, de tweede roman van James Baldwin (1924 – 1987), niet verschenen. De Amerikaanse uitgever wou meer van hetzelfde: Baldwins debuut, Go Tell It on the Mountain, speelt zich af binnen de Afro-Amerikaanse samenleving in Harlem en gaat over ras, religie en identiteit. Giovanni’s kamer is een heel andere roman. De achtergrond is het Parijs tijdens de jaren vijftig van de twintigste eeuw, de hoofdrolspelers zijn witte mannen en het onderwerp de worsteling met homoseksualiteit. James Baldwin vond uiteindelijk een uitgever in het Verenigd Koninkrijk. Een mythisch boek was verschenen.
James Baldwin vluchtte zelf naar Parijs omdat het openlijke racisme in New York hem het leven moeilijk maakte. Giovanni’s kamer is dan ook gebaseerd op eigen ervaringen. David is een witte Amerikaan die tijdelijk in Parijs woont. Hij zoekt zijn plaats in een stad met andere morele normen dan het meer puriteinse Amerika. Als hij op een dag de mooie en raadselachtige Giovanni in een bar ontmoet, verandert zijn leven. Hoewel David wacht op de terugkeer van zijn vriendin die op reis is in Spanje, ontstaat een complexe relatie tussen de twee mannen. David worstelt met zijn gevoelens en kan maar moeilijk aanvaarden dat hij niet enkel op vrouwen, maar ook op mannen valt. Voor Giovanni lijkt de affaire minder problematisch te zijn: hij verwijt David dat hij er een ‘Engels melodrama’ van maakt. Maar voor David is het een voortdurend conflict tussen liefde en haat, tussen aantrekkingskracht en afkeer. Afwisselend voelt hij zich verliefd, beschaamd, verbitterd en angstig. Zijn liefde voor Giovanni, zo schrijft Baldwin, is even sterk als zijn haat. Als zijn vriendin terugkeert uit Spanje breekt David met Giovanni. De consequenties zijn verschrikkelijk.
Giovanni’s kamer is een cultroman binnen de homoseksuele gemeenschap. Het is dan ook een eerlijk en moedig boek – zeker in acht genomen dat het voor het eerst werd gepubliceerd in 1956. Maar de roman reduceren tot een homoseksuele liefdesroman doet afbreuk aan de andere kwaliteiten van het boek. Bovendien gaat de roman volgens Baldwin zelf niet zozeer over homoseksualiteit maar wel over wat er gebeurt als je zo bang bent dat je van niemand meer kan houden. Baldwin is een meesterlijke psycholoog. Dikwijls kan hij in een paar trefzekere zinnen een personage neerzetten of een verhouding duiden. Over zijn dode moeder zegt David:
Ze keek toe vanuit de fotolijst, een bleke, blonde vrouw, fijngebouwd, met donkere ogen, rechte wenkbrauwen en een nerveuze, zachte mond. Maar iets in die ogen, in die priemende blik, iets licht boosaardigs en veelbetekenends in haar mond verried dat er achter die gespannen kwetsbaarheid een kracht schuilging die even onvoorspelbaar als onbuigzaam was en net als de woede van mijn vader gevaarlijk was omdat je hem niet zag aankomen.
Gevoelens zijn bij Baldwin nooit eenduidig maar altijd ook ambigu of tegenstrijdig. Bovendien is het boek geschreven in een heldere literaire taal die vandaag nog altijd fris en sprankelend is – daarom ook lof voor de vertalers Eefje Bosch en Manik Sarkar. Het werk van Baldwin is helemaal niet gedateerd en het valt dan ook toe te juichen dat uitgeverij De Geus sinds enkele jaren zijn romans en essays opnieuw op de markt brengt. Het belang van James Baldwin als verdediger van de Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging is immens, maar zijn literair talent mag evenmin onderschat worden. In het voorwoord schrijft Colm Tóibín dan ook dat James Baldwin ‘de grootste prozastylist van zijn generatie’ is.
Kris Velter
James Baldwin – Giovanni’s kamer. Uit het Engels vertaald door Eefje Bosch en Manik Sarkar. De Geus, Amsterdam. 224 blz. € 21,50.