Recensie: Julio Llamazares – De rivier der vergetelheid
Het vergeten Spanje
Vegamián, het geboortedorp van de Spaanse schrijver Julio Llamazares (1955), bestaat niet meer. Het is namelijk in 1969 verdwenen onder het water van een nieuw aangelegd stuwmeer. Ik kan me voorstellen dat dat voor hem een traumatische ervaring was. Wat er ook van zij, Llamazares focust in zijn werk sterk op zijn geboortestreek, die hij probeert te documenteren. Of althans, wat er nog van overblijft…
In 1981 ondernam Llamazares namelijk een reis langs de Curueño, een rivier van ongeveer veertig kilometer lang in het noordwesten van Spanje die door de provincie León stroomt. Bijna tien jaar later werkte hij de notities van die reis uit tot een boek, en pas dit jaar werd het in opdracht van de kleine uitgeverij Hoogteiling naar het Nederlands vertaald onder de titel De rivier der vergetelheid. Uitgever Hoogteiling heeft blijkbaar wel iets met Spanje: eerder gaf hij al een vertaling uit van Juan Goytisolo’s De contreien van Níjar, dat handelt over het Andalusië van de jaren vijftig. Maar terwijl de bevolking van die streek tegenwoordig flink is gegroeid – de populaire toeristenbestemming Níjar telt tegenwoordig ruim 25.000 vaste inwoners, naast een heleboel bezoekers – is Llamazares’ geboortestreek vrijwel volledig leeggelopen, zoals hij in zijn voorwoord schrijft:
Woonden er bijvoorbeeld in 1981 zo’n drieduizend mensen aan de oevers van de Curueño, nu zijn het er nauwelijks nog vijfhonderd en tegelijkertijd zijn hun bezigheden teruggelopen naar een minimumniveau. In de dorpen is bijna geen jeugd meer.
In veel van de dorpen die Llamazares begin jaren tachtig bezocht, woont nu dus letterlijk niemand meer. Het lijkt er dan ook op dat hij de restanten van dat uitstervende dorpsleven nog heeft willen registreren, samen met het veranderende landschap (‘Landschap is herinnering’). Hij heeft dat gedaan op het trage lokale tempo, te voet dus, en nam uitgebreid zijn tijd om te keuvelen met de ietwat excentrieke dorpelingen die nog uit een andere tijd leken te komen. Daarbij kwam ook het recente verleden van Spanje naar boven, met zijn verscheurende burgeroorlog. Llamazares ging zowel in gesprek met de gepensioneerde agent van de Guardia Civil die voortvluchtige republikeinen moest opsporen in de bergen, als met de oudgediende van het republikeinse leger die zich tien jaar lang verstopte in de schuur van zijn ouders voordat hij zich aangaf. Maar ook een verarmde edelman, een tachtigjarige die nooit zijn dorp heeft verlaten – waarom zou je ook? – een wolvenjager of een van de zeldzame lokale belhamels komen aan het woord. Met veel plezier vertellen ze hem lokale legenden en mythes die het levensbloed van de streek zijn.
Infrastructuurwerken konden de leegloop van de streek niet tegenhouden. Er werden weliswaar inspanningen gedaan om bijvoorbeeld het dorp Valdorria door middel van een weg te verbinden met de bewoonde wereld, maar dat was eigenlijk verspilde moeite:
Vandaag, 19 augustus 1981, om zes uur ’s middags, terwijl aan de andere kant van de berg arbeiders en wegwerkmachines van de staat zich inspannen om het te verenigen met de wereld en de beschaving, komt Valdorria op de reiziger over als een dorp dat veroordeeld is tot totale leegloop. Op twee of drie huizen na (…) ruikt het er muf en kruipt het onkruid langs de muren omhoog, wat het hele dorp een spookachtig aanzien verleent. Kapotte balken, deuren en ramen, verroeste grendels en sloten, een willekeurig neergekwakt bed, een bord op de deur dat de verkoop van een huis aankondigt dat niemand ooit nog zal kopen… (…) Alles in Valdorria, behalve de rotsen, lijkt al vervallen, afgesloten en vergeten.
Een beetje opzoekingswerk leert me dat Valdorria in 2014 officieel nog 17 inwoners telde. De kans is groot dat er nu echt niemand meer woont. Ondertussen kreunen andere streken van Spanje (Mallorca, Barcelona enzovoort) zo zwaar onder het massatoerisme en de overbevolking dat de plaatselijke bevolking op straat komt om te protesteren. Spanje worstelt al langer met dat probleem: de kustgebieden en grote steden worden steeds voller, het binnenland leger.
Kan je dit boek afdoen als streekliteratuur? In onze streken heeft dat woord een negatieve connotatie, maar in Spanje is het niet ongewoon dat zelfs voor hun tijd uitgesproken moderne schrijvers als Federico García Lorca sterk verknocht zijn aan hun geboortestreek en van daaruit heel universele literatuur produceren. De dorpse oerfiguren die Llamazares portretteert, doen bijvoorbeeld ook denken aan het werk van de Fransman Pierre Michon, die zich eindeloos kan laten inspireren door zijn geboortegrond. Zo gek is dat niet, want wie met de ogen van Llamazares zelfs een onooglijk, verlaten dorp als Valdorria in zich opneemt en beschrijft, laat een hele wereld opengaan voor zijn lezers.
Daan Pieters
Julio Llamazares – De rivier der vergetelheid. Uit het Spaans vertaald door Keimpe Reitsma. Uitgeverij A.A. Hoogteiling, Amsterdam. 224 blz. € 19,50.
Streekliteratuur…ook weer zo’n denigrerende term.
Hoeveel boeken (of kan ik eigenlijk beter schrijvers zeggen) bestaan er niet die hun hele oeuvre wijden aan een bepaalde omgeving? Marcel Pagnol schreef uitsluitend over de Provence.
En er zijn tientallen titels te vinden van zogenaamd o zo kosmopolitische Amerikaanse auteurs die – in hun werk althans- geen meter buiten hun New Yorkse wijk zijn gekomen…
Trouwens , een verhaal is (in mijn ogen) niet beter, interessanter of belangrijker omdat het zich in “de grote stad” afspeelt- het gaat om de inhoud en hoe die in literaire zin is vormgegeven.
Maar misschien is dat wel mijn provinciale kijk…