Zelfonderzoek

Blauwtje van Lydia Rood is een groot zelfonderzoek van het personage Liesbeth. Meteen aan het begin maakt Liesbeth dat duidelijk. De rest van het boek zullen teksten staan die ze onderverdeelt in negen verschillende lades. Als Liesbeth eenmaal al die teksten gelezen heeft, zal ze denken zichzelf te kennen.

Ik moet alles printen en ordenen, al die chats en mailtjes en valentijnskaarten en koelkastbriefjes en losse snippers en bierviltjes en notities in mijn telefoon. En misschien moet ik ook eens door mijn Zeer Geheime Doos met rouwkaarten vlooien. Dan moet er toch iets uitkomen van een verklaring, of tenminste een profiel. Iets meer dan: Liesbeth, 19, student communicatie; hobby’s: lezen, dansen, seks en voetballen; beste eigenschap: openhartigheid; slechtste eigenschap: openhartigheid, soms per ongeluk even single; allergisch voor: dronken gasten; dol op: brownies; lievelingskleur: blauw.

Dit profiel klopt al vrij aardig. Liesbeth is inderdaad openhartig, en dat lijkt haar soms meer kwaad dan goed te doen. Verder vindt ze het belangrijk wat anderen van haar vinden, en is ze juist daar weer openhartig over, met al haar twijfels en onzekerheden, en juist dat stoot anderen af, zodat ze weer twijfels en onzekerheden krijgt. Het gevaar voor zowel Liesbeth als de lezer is dat we dit boek als een amateurpsycholoog lezen.

Het boek is namelijk ook veel meer dan een zelfonderzoek: het vertelt wel degelijk een verhaal. Dat verhaal gaat over een kamp voor kinderen met autisme, en de jonge studenten die dat kamp begeleiden. Liesbeth is meegevraagd als begeleider. Haar stiefmoeder organiseert het kamp, haar stiefbroer Franta, gaat mee als kind met autisme, haar vriendje, Beer, is de leider van het kamp.

Wat razend knap is aan dit boek is dat je gewoon door kan lezen, alsof het een normale roman is. De verschillende teksten sluiten goed op elkaar aan en je vergeet bijna dat je een whatsappgesprek leest in plaats van een dialoog. De verschillende teksten hebben uiteraard wel een functie. Zo staan er mails in van de ouders van Liesbeth, zodat je als lezer achtergrondinformatie krijgt, en tegelijkertijd met een ander perspectief mee kijkt. Ook goed is dat het boek ruimte geeft voor commentaar. Liesbeth analyseert soms wat er is gebeurd, en haar vragen heeft de lezer soms ook. Ook aardig is dat Liesbeth een online test doet om te achterhalen of ze borderline heeft. Ze krijgt te horen dat die tests online niet veel waard zijn. Die boodschap is zinnig voor lezende pubers, en ook voor Liesbeth. Het zorgt ervoor dat je als lezer zelf mag bepalen of Liesbeth borderline heeft, autisme, zich eigenlijk een jongen voelt. De jongeren praten als jongeren, hebben een bepaald woordgebruik. Alleen over het woord ‘stasi’ voor verklikker was ik niet zeker: zeggen jongeren dat tegenwoordig?

Wat ook past bij jongeren is dat het verhaal draait om onderlinge relaties. Wie vindt wie aardig, wie flirt met wie? Wie heeft op welk moment welke informatie? Qua verhaal moest ik daarom denken aan Bellevue van Ivana Dobrakonová: jongeren zorgen voor gehandicapten, maar zijn eigenlijk voortdurend met zichzelf en elkaar bezig. In dat boek zijn de kampgangers soms tamelijk hulpeloos. In Blauwtje draagt Franta een helm, zodat hij niet zijn eigen hoofd kapot slaat. Deze jongeren met autisme kunnen niet voor zichzelf zorgen. Liesbeth heeft de pech dat ze twee keer niet oplet (vooral: op haar telefoon zit, herkenbaar voor pubers) en het flink mis gaat met Franta. Toch neemt ze ook niet de verantwoordelijkheid om Franta onder te brengen bij een andere begeleider. De rest van de begeleiding is overigens nog minder verantwoordelijk: de belangrijkste activiteiten lijken bier drinken en wiet roken. Dan lijkt Beer ook nog jaloers te worden, al dan niet terecht.

De grootste puzzel lijkt te zijn: waarom reageert Liesbeth zo heftig als ze denkt dat iemand een negatief oordeel over haar heeft? Anders geformuleerd: waarom heeft ze zo’n enorme behoefte aan bevestiging? Tijdens het lezen dacht ik vaak aan NIVEA: Niet invullen voor een ander, oftewel, ik wilde Liesbeth zeggen: vraag het eerst eens wat de ander denkt. En geloof de ander. Of parkeer het, want je vraagt het (ondanks dat je het vaker invult) wel erg vaak. Dit is misschien ook het meest interessant om met leerlingen te bespreken: begrijp je dat Liesbeth in deze situatie dit doet? Bijvoorbeeld dat ze uit de groepsapp stapt, niet bij een verplichte vergadering op komt dagen, een andere jongen dan haar vriendje op zijn kamer bezoeken enzovoorts, en: ook al begrijp je het niet, waarom zou ze dat doen? Wat zou je zelf in die situatie hebben gedaan?

Al met al, een intelligent geschreven boek met een levensecht personage, met verschillende tekstsoorten, en een interessant verhaal. Een aanrader voor vooral tegen het einde van de onderbouw.

Erik-Jan Hummel

Lydia Rood – Blauwtje. Leopold, Amsterdam. 320 blz. € 17,99.

Leerlingen in het voorgezet onderwijs lezen graag eigentijdse populaire jeugdboeken: van Mel Wallis de Vries tot Cis Meijer of Anna Woltz en Maren Stoffels. Deze zomervakantie lezen redacteuren van Tzum en docenten Nederlands enkele van deze boeken en vellen hierover hun deskundig oordeel.