Recensie: Nicolien Mizee – Voor God en de Sociale Dienst
Over de latere fax-boeken van Nicolien Mizee is Kees ’t Hart wel te spreken, maar haar debuut uit 2000 kon niet echt rekenen op veel enthousiasme.
Niks gezien
‘Ik heb maar één product en dat ben ikzelf,’ zegt de hoofdpersoon in het begin van Voor God en de Sociale Dienst tegen de ambtenaar die haar arbeidsgeschiktheid moet onderzoeken. Het is blijkbaar een belangrijke zin want hij slaat ook op de achterflap. Kloosterziel heet die ambtenaar. Kloosterziel. Ambtenaren heten in dit boek Kloosterziel of Hakblok. Rijke lui heten Goudslager. Verkeerde leraren heten Barrevelt.
Ik bedoel: dit is wel grappig, zulke geinige namen, lachen hoor, en je hoeft als schrijver weinig meer toe te voegen: mensen in romans met zulke namen zijn uiteraard ongelofelijke eikels, dat snapt iedereen. Mizee is overigens ook wel een grappige naam, erg gelachen, maar dat is dus de naam van de schrijfster van dit boek en om echte namen mag je natuurlijk niet lachen, dat zou onbeleefd zijn.
Het kost me moeite dit boek serieus te nemen. Nicolien Mizee maakt van haar hoofdpersoon iemand die zichzelf zonder enige zelfspot buitengewoon bijzonder, intelligent en wijs vindt. Ze heeft de wereld door, wil niet werken, want dat is dus dom, ze wil geen uitkering of eigenlijk weer wel, of niet, of zoiets, ze bietst, is lesbisch, verliefd op een man, schildersmodel, veelbelovend scenarioschrijver en ze weet echt hoe het in elkaar zit en wij niet.
Onze Ceciel vindt andere mensen zonder uitzondering allemaal stompzinnig, haar moeder begrijpt haar niet, haar medescholieren waren veel dommer dan zijzelve, vriendinnen zijn allemaal stompzinnig (mager, opgewonden wezen’). ambtenaren zijn onmenselijk en dom, vriendjes misdragen zich, leraren op de middelbare school zijn allemaal gek (‘konden onmogelijk vreugde beleven aan steeds dezelfde dingen’) en nu ben ik nog maar op pagina 53 van dit merkwaardig egocentrische boek.
Zij zijn gek en ik ben oké, dat is het romansysteem dat hier maar weer eens van stal gehaald wordt en dat bij mij ook nu weer leidde tot algehele verlamming van vrijwel iedere lichaamsfunctie en radeloos geschreeuw naar argeloze voorbijgangers. Jullie zijn gek! Ja, jij ook! En jij! En jij! En jij helemaal! Ja, ik bedoel jij daar! Nee, en ik ben dus niet gek. Ik doorzie jullie allemaal.
Mizee’s heldin weet precies hoe het zit met ambtenaren, moeders, leraren, vriendinnen, vrienden, allemaal stompzinnigen. Alleen zij is bijzonder en dat zullen we weten ook en het zou niet erg zijn wanneer daar een hartverscheurend boek uit voort was gekomen, vol wanhoop, woede, gillende ironie en slapstick.
Zulk soort hoeken bestaan, met helden dus die de wereld niks vinden en zich staande proberen te houden, zie bijvoorbeeld The Catcher in the Rye van Salinger die er wel in slaagt de stompzinnigheid van ambities geestig, wanhopig en verbluffend voor het voetlicht te krijgen. Maar dit hier is iets geworden met iemand die rancuneus is, die geen humor heeft, die anderen belachelijk maakt, die het wel een beetje lastig heeft in de wereld, ze vindt maar niet de juiste opleiding (leraren allemaal stom natuurlijk), die half verliefd wordt en daar dan over schrijft. Boek uit. Niks geleerd. Niks gelachen. Niks gezien.
Kees ’t Hart
Nicolien Mizee – Voor God en de Sociale Dienst. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 152 blz.
Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 1 september 2000.