Een klassieker

Gebr. van Ted van Lieshout kwam voor het eerst uit in 1996, maar wordt nog steeds gelezen in de onderbouw van de middelbare school. Dat is goed te begrijpen, want dit boek heeft het allemaal: een goed verhaal, personages om van te houden, literaire durf. Het verhaal bestaat uit het overlijden van Marius, het jongere broertje van Luuk en Luuk worstelt ermee dat hij homoseksueel is. Luuk en Marius communiceren met elkaar via het dagboek van Marius.

Een dergelijk verhaal kan makkelijk te sentimenteel worden, maar Van Lieshout lijkt zijn verhaal onder controle te houden. Luuk wordt een handelend personage, hij heeft een opdracht in het verhaalheden, namelijk het redden van het dagboek van Marius, die hij steeds aanspreekt met ‘Maus’. Zijn moeder wil namelijk alles van Maus verbranden, ongeveer een half jaar nadat Marius is overleden. Luuk denkt slim te zijn: hij schrijft verder in het dagboek van Maus, dan kan zijn moeder het niet meer verbranden, het is dan immers het dagboek van Luuk geworden. Luuk, zijn moeder en zijn vader verwerken de dood van Maus gescheiden van elkaar: ze praten niet met elkaar, ze troosten elkaar niet. Als ze dan wel eens praten, komt het ongenadig hard over, in deze dialoog waarin Luuk zijn moeder aanspreekt:

‘Gaat u dronken worden?’ vroeg ik, terwijl oma weer eens naar de voordeur draafde.
‘Van een fles van vijfhonderd gulden word je niet dronken, lieverd, hooguit een beetje tipsy.’
‘Waarom komt u niet gewoon bij ons beneden zitten?’
‘Omdat ik in mijn eentje wil zuipen en me rot voelen.’
Wat mam toen zei schoot me in het verkeerde keelgat, omdat ze een liniaal legde langs verdriet: ‘Natuurlijk heb jij ook verdriet, maar ik heb meer verdriet dan jij, want ik ben vandaag m’n zoon verloren.’
‘Mijn verdriet is net zo groot als dat van u, want ik ben mijn broer verloren,’ zei ik.
‘Het verdriet van een moeder is groter dan het verdriet van een broer.’

De discussie gaat inhoudelijk verder, tot de moeder er genoeg van heeft en naar boven vertrekt met de fles. Het zijn scènes als deze, die gespeend zijn van emotie, waardoor het verhaal niet uit de bocht vliegt. Een lezer zou eerder denken: geef je zoon een knuffel. Dat een kind zijn ouders aanspreekt met ‘u’ doet inmiddels wat gedateerd aan. Hetzelfde geldt later voor gedachten over homoseksualiteit, althans ik hoop dat homoseksuele jongeren niet lijden onder de gedachte geen kleinkinderen aan hun ouders te kunnen schenken.

De moeder is ook niet onder de indruk van Luuks plan om in het dagboek van Maus te schrijven. Ze kan er gewoon pagina’s uitscheuren. Luuk gaat daarom schrijven op de pagina’s die Maus al beschreven had en onvermijdelijk leest hij dan ook die pagina’s. Het resultaat is een dialoog tussen Maus die al overleden is, en Luuk die nog leeft. Het is wonderbaarlijk hoe natuurlijk die dialoog leest. Wat bijvoorbeeld mooi past bij kinderlijke onschuld en fantasie is het volgende dagboekfragment:

Ik dacht dat die zigeunerjongen Luuk wou stelen en toen ben ik gauw naar huis gehold.

Ik luisterde met open mond, al begreep ik niet van wat hij zei. Om de een of andere reden was dat niet erg. Ik staarde naar zijn grote donkere ogen met die lange wimpers, naar het dunne snorretje onder zijn neus en naar zijn wenkbrauwen. Het leek of ze met roet waren aangezet; zulk zwart haar had ik nog nooit van dichtbij gezien. Ik zag ook dat hij geen snottebel had en geen zilveren ring in zijn oor. Hij plukte bloeiende klaver en deed voor hoe je daar een krans van kunt vlechten.

Helemaal in paniek heb ik de laden met het zilveren bestek uit de kast getrokken en omgekieperd in een tas. Toen ben ik teruggerend en heb ik op de loer gelegen, klaar om dapper te zijn als de zigeuners Luuk gingen opsluiten. Dan zou ik tevoorschijn springen en het zilveren bestek aanbieden in ruil voor mijn broer.

Zo lief!

Maus dacht dat Luuk ontvoerd werd, terwijl Luuk juist een eerste soort liefde aan het ontdekken was. Dit werkt mooi op elkaar in. Na de lange dialoog, veruit het langste hoofdstuk, volgt een uiteenzetting over de ziekte van Maus. Het verhaal wordt daarmee wat strakker afgehecht dan nodig is. Het eindresultaat is een heel gaaf, afgerond verhaal, emotioneel, maar niet sentimenteel. Dit boek kan nog decennia in de onderbouw van de middelbare school gelezen worden.

Erik-Jan Hummel

Ted van Lieshout – Gebr. Gottmer, Haarlem. 158 blz. € 17,99.

Leerlingen in het voorgezet onderwijs lezen graag eigentijdse populaire jeugdboeken: van Mel Wallis de Vries tot Cis Meijer of Anna Woltz en Maren Stoffels. Deze zomervakantie lezen redacteuren van Tzum en docenten Nederlands enkele van deze boeken en vellen hierover hun deskundig oordeel.