Een naoorlogse liefde

‘Hij had zo’n mooi loopje.’ Ursula weet zich nog goed het moment te herinneren dat ze in 1958 Theo Feddema tegenkomt. Theo loopt stage in Hagen, een stadje vlakbij het Ruhrgebied. Voor Ursula is deze jongen uit Leeuwarden meteen ‘de Ware’. Een Nederlands-Duitse relatie is zo vlak na de oorlog gecompliceerd en de verkering gaat daarom ook uit. Als na een jaar blijkt dat de liefde bij beiden niet over is, gaan de twee samen verder door het leven. In Nederland.

Wytske Feddema heeft het leven van haar moeder centraal gesteld in het Ursula. Daarbij heeft ze onderzoek gedaan naar de Duitse familie van haar oma Ellie. We komen een hoop te weten van alle voorouders waarbij een losse huwelijkse moraal en bastaardkinderen de rode draad vormen. Door de vele namen en de hinkstapsprongen door de tijd raak je die draad soms wat kwijt, maar gelukkig is achterin een uitgebreide stamboom opgenomen.

Ursula hinkt op twee gedachten. Aan de ene kant vertelt het boek een familiegeschiedenis. Aan de andere kant wordt ook de complete geschiedenis van Duitsland vanaf het begin van de twintigste eeuw naverteld en daarover lezen we helaas niets nieuws. Het wordt pas echt interessant als die twee kanten elkaar raken met de herinneringen van Ursula (geboren in 1940) aan haar jeugd in een verslagen Duitsland. Die lijn, waarin de bombardementen in haar vroegste jeugd, de schaarste na de oorlog en haar naïviteit over wat er in de Tweede Wereldoorlog daadwerkelijk gebeurd is centraal staan, contrasteert met wat ze in Nederland over haar vaderland te weten komt. Dat veel Nederlanders vijandig tegenover Duitsers staan wordt pijnlijk duidelijk: ze wordt niet geholpen in een café, de banden van hun auto worden lek gestoken.

Feddema hanteert een nogal clichématige stijl, met mannen die werken ‘als een paard’, vrouwen die in ‘zak en as’ zitten en met een ‘hart dat bonkt in de keel’. Het is op elke bladzijde wel raak. De laatste jaren van Ursula worden afgeraffeld, terwijl je wel meer wilt weten over haar late roeping tot lerares in het ‘kille noorden’ waar ze ‘boerenzonen en toekomstige garnalenvissers’ in Ulrum Duits onderwees en die volgens Feddema als volgt over haar mijmerden: ‘Ik wol altied dat dat mien moeke was.’ Dat die moeder soms nogal snauwerig kon zijn en oorvegen uitdeelde wisten die leerlingen dan weer niet. Feddema benoemt het even, maar daar zit de dochter de schrijfster waarschijnlijk in de weg. Ursula eindigt met een wat klef familietafereel rond de kerstboom. Voor die eigen familie is dit vast een waardevol boek.

Coen Peppelenbos

Wytske Feddema – Ursula. Meridiaan, Amsterdam. 276 blz. € 24,99.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 26 juli 2024.