Eigentijds bestiarium

Frank Westerman is een begenadigd verteller met een fijne pen. Dat bewees hij reeds met zijn debuut, De graanrepubliek, over de Nederlandse landbouwpolitiek in de jaren van Sicco Mansholt. Ik was onder de indruk van Ingenieurs van de ziel, over het lot van schrijvers in de Sovjet-Unie. Sinds zijn debuut verschijnt er gemiddeld om de twee jaar een nieuw non-fictieboek van zijn hand over een baaierd van uiteenlopende onderwerpen: het heelal, de val van Srebrenica, de Molukse treinkapingen, de berg Ararat en nog veel meer.

Dit jaar verscheen Zeven dieren bijten terug. Een wat ongemakkelijke titel die de lading niet helemaal dekt. Aan de hand van de wederwaardigheden van poolreiziger Willem Barentsz doorkruist Westerman op papier en in werkelijkheid het arctische gebied, dat door de klimaatverandering en de toenemende spanningen tussen Rusland en het westen aan grote verandering onderhevig is. Barentsz ondernam in de zestiende eeuw drie grote poolexpedities om noordelijke doorvaart naar Azië te vinden, maar strandde alle keren in het poolijs. Vele jaren later, in 2013, voer het Chinese schip Yong Sheng zonder hulp van ijsbrekers door de noordoostpassage. ‘Nu de grote dooi is aangebroken, opent de Arctische zijderoute zich als een lentebloem,’ schrijft Westerman.

Maar niet de poolreizigers zelf zijn het onderwerp van zijn boek, het gaat hem om de dieren die de oude en moderne arctische onderzoekers op hun weg tegenkomen. ‘Wie de bewoonde wereld verlaat, krijgt oog voor de dieren.’ Maar anders dan de titel Zeven dieren bijten terug doet vermoeden, zijn de beesten toch eerder slachtoffer van de meest destructieve diersoort op aarde, de homo sapiens, dan een bedreiging.

Zeven uiteenlopende pooldieren passeren de revue. Westerman begint met de narwal, een tandwalvis met een lange, soms twee meter lange gedraaide slagtand die vaak wordt vergeleken met de hoorn van de mythische eenhoorn. Bij zijn betoog over de lemmingen probeert hij de vraag te beantwoorden waarom deze kleine knaagdieren zichzelf periodiek in grote getalen de dood in jagen. Het verhaal over de paling begint dichter bij huis. De Afsluitdijk, die lang gold als hoogtepunt van de Nederlandse waterbouwkunde, bleek een onneembare wegversperring voor de paling – of aal, zoals je volgens wetenschappers moet zeggen – op weg naar hun paaigronden in de Sargassozee. Er is steeds meer verzet van milieuactivisten tegen hindernissen in waterwegen omdat zo de vismigratie wordt gehinderd. ‘Als boegbeelden van het oude denken zitten waterbouwers in het verdomhoekje.’

Over de rotgans weet Westerman te vertellen dat de sterke afname van de populatie, die wetenschappers voor een raadsel stelde, waarschijnlijk is toe te schrijven aan jacht op deze vogels door gedetineerden in de werkkampen in Siberië. Door deze jacht konden ze in hun voedselbehoefte voorzien. ‘Met hun afnemende aantallen berichtten de rotganzen als eerste over de gruwelen van de Goelag Archipel – een kwart eeuw vóór Aleksandr Solzjenitsyn.’

De ijsbeer is de hoofdfiguur in een verhaal over Svalbard, het vroegere Spitsbergen, waar deze witte reus door verlies aan habitat op het poolijs steeds vaker vertoeft. Op de archipel  bevindt zich ook de Russische mijnbouwnederzetting Barentszburg, een plek waarvandaan het redelijk makkelijk is naar het westen uit te wijken. In het hoofdstuk over rendieren gaat Westerman verder in op de verslechterde relatie tussen Rusland en zijn buren, waardoor vrij lopende rendierkudden een bron van conflict worden tussen de Russische en Noorse autoriteiten. ‘Als een echo van het wapengekletter ratelde hier bij de poolzee het IJzeren Gordijn opnieuw neer.’ Het laatste dier dat op het podium mag kruipen is de Kamtsjatka- of koningskrab. Deze grootste krab ter wereld werd in de Sovjettijd door een zekere dr. Joeri Orlov uitgezet in de Barentszzee om daar als vraatzuchtige exoot veel andere zeedieren te decimeren. Inmiddels is de soort door overbevissing in omvang teruggebracht en gelden er nu zelfs vangstquota voor deze enorme schaaldieren, die gelden als een van de lekkerste zeevruchten ter wereld.

Het is veel wat Frank Westerman zijn lezers wil vertellen. Hij kiest hierbij specifiek voor een literaire opzet. Hij weeft persoonlijke gebeurtenissen, jeugdherinneringen, reisverhalen, journalistieke verslagen en wetenschappelijk onderzoek hapsnap aaneen, wat een soms ongemakkelijke potpourri van informatie oplevert waarbij de lezer het hoe en waarom uit het oog dreigt te verliezen. In het hoofdstuk over lemmingen bijvoorbeeld mixt hij het historisch verslag van Willem Barentsz, Westermans eigen tocht naar de Noordkaap, anekdotes over suïcidale Eva von Braun, die ooit een tocht naar het arctisch gebied heeft gemaakt, zijn zoektocht naar de verklaring waarom lemmingen zich soms en masse doodrennen en de bevolkingstheorieën van Thomas Malthus met jeugdherinneringen en een gevoelige beschrijving van het sterfbed van zijn vader. Allemaal losjes gedrapeerd rond het thema van de zelfgekozen dood. Dat maakt Zeven dieren bijten terug zo ongrijpbaar. Je leest er graag in door, maar je weet eigenlijk niet waarom de schrijver dit allemaal met je deelt. De vorm overheerst de inhoud. Blijkbaar is het moeilijk  voor een non-fictieauteur om elke keer weer een onderwerp te vinden waarover je een dwingend en samenhangend betoog kunt schrijven. De schrijver Westerman neemt het te veel over van de journalist. Misschien moet de schrijver eens een echte roman schrijven.

Aart Aarsbergen

Frank Westerman – Zeven dieren bijten terug. Querido Fosfor, Amsterdam. 296 blz. € 24,99.