Recensie: Gerard Koolschijn – Zo oud als de tijd
De gelukkige jonge vader en de boze oude man
De naam Gerard Koolschijn kende ik tot voor kort alleen als die van vertaler van Griekse tragedies en van Plato en als schrijver van een boek over Plato, De aanval op de democratie. Maar Koolschijn schrijft ook romans. Onlangs verscheen bij Van Oorschot de roman Zo oud als de tijd en die is al zijn tweede. Ik moet bekennen dat ik de eerste, Geen sterveling weet, heb gemist. Maar dat ga ik snel goedmaken, want Zo oud als de tijd is een indrukwekkend boek, met veel ontroerende passages, met een verrassende kijk op een bekend vrouwelijk personage uit Griekse tragedies en met mooi verwoorde (en terechte) boosheid, over sektarisme en over het door mensen willens en wetens vernietigen van de aarde.
Zo oud als de tijd bestaat uit drie delen. Het eerste begint met de geboorte van de dochter van de ik, die gelijkenissen vertoont met de schrijver zelf. Daarna volgen hoofdstukken met herinneringen aan de belevenissen van vader en dochter en (maar meer op de achtergrond) de echtgenote van de ik en Ronneke’s moeder. Die belevenissen liegen er niet om: het drietal maakte lange reizen, doet aan woest wandelen en waar ze ook gaan gaat de kleine Ronneke mee op de rug van de schrijver. Zodra ze kan lopen loopt ze mee met huiveringwekkende wandelingen over de rotsen en kliffen van (Griekse) eilandjes, waar de schrijver, zijn vrouw en hun dochter onder soms primitieve omstandigheden verblijven. De schrijver koestert Ronneke’s vroegwijze commentaren, maar in een cursief gedrukt intermezzo geeft hij ook, zij het slechts eenmalig, zijn vrouw de ruimte voor ontnuchterende relativering: ‘Zou hij nog steeds niet begrijpen dat het geluk van de ouder met zijn kind nog niet het geluk van het kind met zijn ouder hoeft te zijn?’
De hoofdstukjes met herinneringen van de schrijver worden afgewisseld met episoden, verteld in de ik-vorm, uit de geschiedenis van een vrouw, die we uit de Griekse tragedies kennen als Klytaimnestra. Zij groeide op als dochter van een koning die, zo legt ze uit, zijn onderdanen toegang tot de zee verbood, omdat de zee gelijkstaat aan handel en handel gelijk aan oorlog. Maar haar huwelijk met Agamemnon, die haar eerste man en haar zoon doodde om zijn troonaanspraken veilig te stellen, voerde haar naar Mycene, een stad van handel en dus van van oorlog. Agamemnon werd tot bevelhebber benoemd van de legermacht die de gekidnapte Helena moest bevrijden uit Troje en die stad vernietigen. Als de wind ongunstig blijft en de troepen niet kunnen uitvaren, suggereren priesters Agamemnon zijn dochter te offeren aan de goden. Klytaimnestra vertelt hoe zij en haar dochter door Agamemnon werden bedrogen: hij heeft Iphiginea opgedragen te komen omdat zij aan een goede partij is uitgehuwelijkt. Als Agamemnon na tien jaar strijd als overwinnaar terugkeert, doodt Klytaimnestra hem, direct nadat hij het paleis heeft betreden. Dacht hij werkelijk dat zij hem, die hun dochter doodde en eerder ook haar zoon, ooit nog als echtgenoot kon dulden?
In de Griekse tragedies verschijnt Klytaimnestra als een overspelig monster dat met haar minnaar een staatsgreep pleegt en haar wettige echtgenoot wreed om zeep helpt. Koolschijn laat haar verschijnen als verstandige, gevoelsrijke vrouw, die op zijn minst begrip verdient voor haar daden. Hij zegt het niet, maar het is niet onredelijk om parallellen te zien tussen de gesprekken van de schrijver met zijn dochter en die van de jonge Klytaimnestra met haar vader.
In het tweede deel zijn de strijders aan het woord. Zij kijken terug op het offer van Iphiginea en het bedrog dat daaraan voorafging en vertellen over de schermutselingen voor de muren van Troje en hun groeiende twijfels over de oorlog. Dit deel eindigt met hun terugkeer en de moord op Agamemnon. Het derde, afsluitende deel begint met een vreselijke scheepsramp als een veerboot door onoplettendheid in een storm op de rotsen loopt en snel zinkt. Daarna maakt de handeling een sprong van tientallen jaren en maakt een oude man de balans op van zijn eigen, kleine leven en van het ‘weerzinwekkende grote leven’ om hem heen. Het grote leven waarin alleen eigen voordeel telt en de rampzalige gevolgen voor anderen, ook al zijn dat velen of zelfs allen, van het najagen daarvan simpelweg worden genegeerd. Waarin uit het inzicht dat, in de woorden van Jan Pieterszoon Coen, ‘wie handel wil voeren, oorlog moet voeren en dat wie oorlog wil voeren, moet handelen’, de conclusie wordt getrokken dat ten strijde getrokken moet worden. En helaas niet de moreel enig juiste, namelijk afzien van handel, zoals Klytaimnestra’s vader deed.
Hans van der Heijde
Gerard Koolschijn, Zo oud als de tijd. Van Oorschot, Amsterdam. 272 blz. € 23,50.