Vriendenclub

Gerrit Krol debuteerde in 1962 met de kleine roman De rokken van Joy Scheepmaker. De vitalist dat net verscheen, is zijn veertigste boek, ik heb het na zitten tellen. Krol is een schrijfreus, dat moet maar eens gezegd, zijn boeken zijn altijd wonderlijk, altijd geheimzinnig, ze spelen met de gedachtewerelden die we met ons meedragen, ze zetten je op het verkeerde been, ze zijn ingenieus van constructie, ze geven het gevoel dat we toch weer niks begrijpen van wat onze drijfveren zijn en wat we najagen en ze zijn speels en vernuftig. Wie zou niet zo’n schrijver willen zijn?

In De vitalist verplaatst Krol ons naar een kleine vriendenkring, drie stelletjes zoals dat zo grappig heet, die af en toe bij elkaar komen en dan wat bijpraten. Ze bedriegen elkaar allemaal, de een heeft een verhouding met de vriendin van de ander en daar de vriend weer van doet het met de vriendin van het andere stel, maar die vrijt weer met de mannelijke helft van het eerste stel, als ik nu nog te volgen ben. Weten ze het van elkaar? Ach, Krol maakt zich er niet druk om, hij schetst een portret van een kleine club vrienden, hij is nooit van plan oordelen uit te spreken over wat mensen met elkaar uitspoken; zo’n schrijver is hij niet. Een van deze mensen komt wat meer in beeld, het is Johan, niet al te geslaagd wiskundige die toch grote ambities heeft. ‘Sommige mensen hebben geluk: zij stellen vragen die ze kunnen beantwoorden.’ Johan brengt op een middag een bezoek aan Barbara, een van de vriendenclub, met wie hij een beginnende affaire heeft, hij vermoordt haar, zomaar eigenlijk, dumpt haar in een put en dat is dan dat. Is Johan een schurk? Ik denk het wel, maar waarom precies?

En nu begint Krol’s spel met ons. Wat betekent het wanneer we iemand vermoorden? Wat gebeurt er met ons? Johan voelt zich in eerste instantie opgelucht, hij heeft een daad gesteld, niemand weet het en daar zou het dan bij kunnen blijven. Maar dan komen de vragen. ‘Wie is schuldig, ik of iets in mij?’ En langzaam weet Krol ons in deze merkwaardig lichte roman medeplichtig te maken aan deze moord. We krijgen argumenten voorgeschoteld over recht, moraal, straf en boete maar nooit zo dat dit boek een traktaat wordt over de doodstraf, dat heeft Krol in Voor wie kwaad wil (1990) al geschreven. En ineens komt ook Barbara weer tot leven, ze begint aan Johan te verschijnen, net zoals God af en toe aan hem verschijnt.

Krol heeft een buitengewoon boek geschreven, zeer geheimzinnig, hij verklaart niets, dringt ons niet zijn mening op, hij strooit met ware meesterhand ongelofelijk fraaie aforismen men door zijn boek, alsof het niks is, alsof hij die zomaar even verzonnen heeft. Je zou deze roman misschien een voortzetting kunnen noemen van een discussie over de doodstraf, maar dan wel op de manier van de roman. De Krolroman. Speek, raadselachtig, denkend, lachend ook en verbluffend eenvoudig ogend. Krol is een schrijfreus.

Kees ’t Hart

Gerrit Krol – De vitalist. Querido, Amsterdam.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 29 september 2000.