Recensie: Gesualdo Bufalino – Tommaso en de blinde fotograaf
Alle gekheid op een stokje
Gesualdo Bufalino (1920-1996) is niet bepaald ‘a household name’ in letterenland: alleen wie de Italiaanse literatuur grondig kent, heeft gehoord van deze Siciliaan uit het stadje Comiso, die zelden zijn geboortestreek verliet en pas in 1978, op vrij late leeftijd dus, debuteerde. Volgens het voorwoord bij dit boek omschreef Bufalino zijn levenshouding als isolitudine, wat staat voor de eenzaamheid en afzondering van de eilandbewoner. Het doet ook wat denken aan het motto van Blaise Pascal: ‘Al het ongeluk van mensen komt voort uit één ding: ze kunnen niet rustig stil blijven zitten in een kamer.’
Die levenshouding vind je ook terug bij het hoofdpersonage van Tommaso en de blinde fotograaf, een boek uit 1996. Tommaso Mule is een voormalig journalist die zich terugtrekt in de kelderverdieping van een door een bont gezelschap bewoond flatgebouw, waar hij als manusje-van-alles zijn dagen vult en zijn existentiële crisis probeert te bezweren.
De openingszin (‘Als jongen was ik dol op het geluid van de regen’) wordt vaak ‘proustiaans’ genoemd, al denk ik dat dat adjectief nogal vaak valt bij schrijvers die herinneringen aan een verloren tijdperk ophalen of gewoonweg lange zinnen op papier zetten. Bufalino heeft verder weinig te maken met de Franse veelschrijver.
Er lijkt zich dan een soort van plot te ontvouwen, met excentrieke personages als de blinde fotograaf Tiresias, maar eigenlijk doorbreekt Bufalino voortdurend de ‘suspension of disbelief’ van de lezer door zijn eigen verhaal opzettelijk te ondermijnen. Dat doet hij bijvoorbeeld door de lezer rechtstreeks aan te spreken, wat een nog redelijk courante techniek is, maar Bufalino gaat nog veel verder. Zo kan het zomaar gebeuren dat een personage zelf ‘reageert’ op het manuscript van de roman waarin hij nota bene zelf aan zijn einde is gekomen, om vervolgens alsnog te sterven op de manier die in dat manuscript wordt omschreven. Het boek bevat dus meerdere fictielagen en zit vol ontregelende ingrepen. In feite lijkt het er Bufalino vooral om te doen om de draak te steken met de klassieke conventies van het romangenre. Je leest niet bepaald vaak boeken waarin personages de stijl van hun geestelijke vader onder vuur nemen:
Ik vind die besluiteloze schrijfstijl tamelijk irritant, dat laveren tussen hoog en laag, tussen misdaadkroniek en Accademia delle Crusca. Een slecht getempereerd klavier, een karaokestijl…
Als verwoed lezer stopte Bufalino zijn teksten ook vol met (al dan niet verborgen) citaten en verwijzingen naar andere schrijvers. Wanneer Mule door zijn kelderraam de schoenen van voorbijgangers telt, is de Franse auteur Georges Perec met zijn uitputtende beschrijvingen van de werkelijkheid niet ver weg:
Eén voorbeeld: zondag 14 mei, van twaalf tot twee uur: herenschoenen 71, als volgt onderverdeeld: klassieke veterschoenen 16, mocassins 27, espadrilles 3, met loszittende zool, van armoedzaaiers 2, boerenklompen 1, legerkistjes 1, enz, enz; dames 94, waarvan klassieke 7, vetersandalen 3, ballerina’s 8, slippers 4, pumps 12, enz., enz.
Met Perec deelt Bufalino trouwens ook de voorliefde voor woordspelletjes en zeldzame woorden en uitdrukkingen. Dat maakt van deze roman natuurlijk uitdagende lectuur: het is geloof ik geen schande om toe te geven dat je het woord ‘heautontimorumeni’ hebt moeten opzoeken.
De plot slaat dus eigenlijk nergens op, maar dat geeft niet. Er volgen nog een absurde bewonersvergadering, een soort detectiveverhaal over een orgie die eindigt met een moord enzovoort. Overal zitten er losse eindjes, die de lezer zelf aan elkaar moet knopen. En al spreekt het voor zich dat literatuur niet zonder vernieuwing kan, toch wordt de onbedwingbare experimenteerdrang van Bufalino na verloop van tijd een beetje vermoeiend. Al is het ook wel verfrissend dat hij niet vies is van zelfspot en ruiterlijk toegeeft dat hij de lezer aan het lijntje heeft gehouden:
Oké, ik had je een verhaal beloofd dat loopt als een uurwerk, maar zoals je ziet ligt mijn hele troep marionetten met uitpuilende ingewanden op een doornenvloer; en de figuren van mijn gekkentheater lukt het ook niet meer om door het oog van de naald te kruipen…
Daan Pieters
Gesualdo Bufalino – Tommaso en de blinde fotograaf. Uit het Italiaans vertaald door Pieter van der Drift en Manon Smits. Oevers, Zaandam. 248 blz. € 22,50.