De harmonie der sferen

De term vrijmetselarij roept bij de gemiddelde mens doorgaans niet veel meer op dan een vage reactie. Dat lijkt inherent aan de overtuigingen van dit genootschap: werken aan geestelijke verheffing en een betere wereld zonder dat extravert te etaleren. Een groepering met rituelen en symboliek. Een beetje geheimzinnig ook, raadselachtig. Sommigen houden het gemakshalve op een seculiere religie. Hoe dan ook lijkt de benadering niet erg in lijn met de huidige tijdgeest. Harry G. de Vries schreef met Het horloge van Celis een uit drie afdelingen bestaande roman, waarin juist deze vrijmetselaars een belangrijke rol spelen.

Drie verhalen, maar onderling subtiel verbonden, leert de omslag van dit boek. Bovendien doorschoten met verwijzingen naar vrijmetselaarssymboliek; vormen, kleuren. Er is veelzeggende lichtval en er zijn bijbelse en literaire refertes. Hier en daar doet deze roman zelfs een beetje detective-achtig aan. Dat is al met al nogal wat voor een debuut, zeker als dat een toch al weinig toegankelijk thema als de vrijmetselarij wil belichten. Inclusief toepasselijke taal:

Het ruisen van de radiatoren deed me denken aan de harmonie der sferen.

De vondst door huisschilder Jacob Geerts van een door een gedeporteerd Joods gezin achtergelaten trommel met persoonlijke bezittingen, waaronder foto’s, filmpjes en een kostbaar collier, is het begin van het eerste verhaal. Het is 1946, dus direct na de Tweede Wereldoorlog. In hetzelfde verhaal is het even later 1980, als de vroegere huisschilder een gearriveerd ondernemer blijkt te zijn geworden. Zijn eerdere werk in 1946 heeft een direct verband met zijn latere welstand.

In het tweede verhaal is sprake van een ik, die schoolgaat en gefascineerd raakt door een excentrieke, charismatische docent Engels, meneer Celis, bezitter van een driehoekig horloge. Jeroen Henneman wordt genoemd en David Bowie, dus hebben we het hier zeker over een recentere tijdsperiode. Celis is al ouder, want hij diende ooit in Nederlands Indië. Net als de oom van de verteller in dit verhaal. Maar de geschiedenis van Celis en de genoemde oom houden iets ongrijpbaars en raadselachtigs. In het derde verhaal keert in zekere zin de Tweede Wereldoorlog terug, naast elementen uit de eerste twee verhalen.

Wat de drie samenbrengt is wat je misschien wel een holistische blik mag noemen. En dus de verbinding met de vrijmetselaars, die in persoon, al of niet overleden of verdwenen, de geschiedenis beïnvloedden, wat in een of andere vorm nog te ervaren is tot de dag van vandaag.

De Vries weet op dit gebied van de hoed en de rand, dat mag duidelijk zijn. Hij schrijft zorgvuldig, al irriteert ‘welke’ als betrekkelijk voornaamwoord, dat is meer iets voor per definitie ongeletterde makelaars, en is in staat aansprekende sferen op te roepen. Maar in Het horloge van Celis ontbreekt een bepaalde literaire stuwing, die je verleidt om verder te lezen. De wel heel talrijke hoofd- en bijpersonages op die nog geen 200 bladzijden, de vele overbodige alledaagse handelingetjes en mini-dialoogjes (‘Spreek ik met Verweij?’ ‘Meneer Hartogh’ ‘Bel ik gelegen?’) en de overvloed aan wat geforceerd aandoende kennisfeitjes maken dit drieluik onnodig overladen. Met alleen de fascinerende meneer Celis en zijn jeugdige bewonderaar in de hoofdrol, had deze roman trefzekerder en overtuigender geweest.

André Keikes

Harry G. de Vries – Het horloge van Celis. Gist – Delft. 192 blz. €22,99.