De onderstaande recensie over De geschiedenis van mijn kaalheid van Marek van der Jagt komt uit 2000. Pas later kwam uit dat Arnon Grunberg achter het pseudoniem Marek van der Jagt zat.

Lege ruimte

In De geschiedenis van mijn kaalheid is het begin vooral leukerig. Puber is een beetje ongelukkig, puber heeft merkwaardige moeder en burgerlijke vader, puber staat wat vreemd in de wereld, puber beschouwt de wereld als een gekkenhuis en puber wil een liefde. Met zulke ingrediënten kun je het als schrijver ver schoppen, maar je moet het niet te dol maken, dat het om te gapen wordt van verveling, dat het wordt van o-help-wat-is-deze-puber-alweer-grappig-pijnlijk-onuitstaanbaar.

Ik kreeg van deze geeuwgaap veel last toen onze jonge held, die dezelfde naam draagt als de schrijver (ook al leukerig) op pagina 126 een erg kleine pik blijkt te hebben. Ik ben maar even wat heen en weer gaan lopen, met tussentijds uit het raam staren en duistere liedjes zingen, genade, te kleine pik, red ons van de ondergang, hoe komt een schrijver erop zoiets vele pagina’s lang uit te serveren, in een boek waarin het toch al om machteloosheid gaat. Was er dan niemand in Van der Jagt’s omgeving, ik bedoel dus nu die van de schrijver, die zei, dat van die kleine pik, dat is net iets te veel, dat snappen we zo ook al, dat kan wel weg?

De leukerigheid neemt overigens tegen het einde met grote snelheid af wanneer duidelijk wordt dat alle puberigheid, meligheid en flauwekul, die steeds net niet echt geestig of ontroerend wil worden, de functie heeft een onvervalst familiedrama aan het oog te onttrekken. Dan wordt de moeder van de held in een zeer bijzonder licht gezet, ineens is zij niet meer alleen een rare mevrouw met een mannen- en geldcomplex. Dan blijkt ook dat de schrijver veel schijnbaar toevallige ontmoetingen uit het begin bijzonder ingenieus weet uit te bouwen tot een ontroerend en overtuigend geheel waarin de hoofdpersoon een werkelijk bijzondere rol speelt.

Die Van der Jagt kan een verhaal in elkaar zetten dat is duidelijk, maar hij heeft er moeite mee to the point te komen, terwijl wij lezers die pointe allang ruiken en voelen, hij gaat maar door met nog een anekdote, nog een detail, nog een uitwerking, de omtrekkende bewegingen omcirkelen te lang een lege ruimte, als ik nu nog te volgen ben. Hou nu maar eens op, voelde ik me vaak denken. Deze stapelingsdwang is ook zichtbaar in de sterk op herhaling gerichte stijl. Dan staat er bijvoorbeeld: ‘We hadden om eend gevraagd. We zouden met z’n drieën een pekingeend gaan delen’, of iets verderop ‘Ik keek naar het totaal. In de toekomst zou ik alleen nog maar naar het totaal kijken’. Iets minder mag ook wel, denk ik.

Zou dit een boek van Grunberg zijn? Aan de stijl zou je zeggen van wel. Ook het onderliggende idee dat de wereld een gekkenhuis is waaraan niemand kan ontsnappen en waarvan we geen afdoende verklaring kunnen geven, lijkt rechtstreeks afkomstig uit Grunberg’s koker. Als het een falsificatie is, wat ik denk, is die dus niet geslaagd, want een goeie falsificatie kun je als zodanig niet herkennen.

Kees ’t Hart

Marek van der Jagt – De geschiedenis van mijn kaalheid. De Geus, Breda. 254 blz.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 13 oktober 2000.