Recensie: Michail Boelgakov – Aantekeningen van een jonge arts
Voor wie op zijn eerste werkdag een amputatie moet verrichten
Voor iedereen die last heeft van het impostersyndroom (de angst om door de mand te vallen) zal Aantekeningen van een jonge arts van de Russische auteur Michail Boelgakov (1891-1940) een bijzonder humoristisch, maar soms ook gruwelijk feest van herkenning zijn. Het verhaal is nu voor het eerst afzonderlijk in druk verschenen, vertaald door Aai Prins.
De verteller is een jonge, net afgestudeerde arts die een praktijk op het platteland overneemt. Vanaf de eerste dag wordt hij geconfronteerd met de enorme kloof tussen wat hij geleerd heeft uit de medische handboeken en de complexe praktijk van allerlei verwondingen, ingrepen, maar bovenal de hooggespannen verwachting van de lokale bevolking. Boelgakov zelf had medicijnen gestudeerd en enige tijd als dorpsarts in de omgeving van Smolensk gewerkt. Wellicht is dit verhaal op zijn eigen ervaringen gebaseerd.
Op zijn eerste dag krijgt de dokter een wanhopige man aan zijn deur, die zijn enige kind, een wonderschoon, maar zwaargewond dochtertje, aan hem toevertrouwt. Terwijl de hulpdokter en vroedvrouwen hem in het oor fluisteren dat hij niets meer kan betekenen, dat het meisje binnen enkele minuten zal sterven, raakt de jonge arts bijna verdoofd van angst. Schor vraagt hij om meer kamfer:
Alles in mijn hersenen werd licht, en opeens, zonder wat voor handboeken dan ook, zonder raadgevingen, zonder hulp, realiseerde ik me met een ijzeren stelligheid dat ik nu voor het eerst van mijn leven een amputatie moest verrichten op een zieltogend mens. Die onder het mes zou sterven. Ach, ze zou onder het mes sterven. Ze had immers geen bloed meer! Over tien verst was alles uit haar verbrijzelde benen gestroomd, we wisten niet eens of ze nog iets voelde, merkte. Ze zweeg. Ach, waarom ging ze niet dood? Wat zou haar krankzinnige vader tegen me zeggen?
‘Bereid een amputatie voor,’ zei ik met de stem van een vreemde tegen de hulpdokter.’
Terwijl het zweet hem aan alle kanten uitbreekt, pakt hij het mes en probeert de enige persoon die hij ooit aan de universiteit een amputatie heeft zien verrichten, na te doen. Het is voor de lezer niet ingewikkeld je in te leven in de angst van deze jongeman. Allerlei gedachten schieten door je hoofd: waarom bereiden ze die arme artsen niet wat meer voor op de praktijk? Hoe kan het dat hij er in zijn studie maar één heeft bijgewoond? Tegelijkertijd besef je dat je bij alle aandoeningen die er bestaan nooit alles van tevoren geoefend kunt hebben. Met ingehouden adem volg je de handelingen van de jonge arts. Wonder boven wonder overleeft het meisje de ingreep en stijgt de jonge arts in aanzien.
Voor hemzelf is dat echter totaal geen geruststelling, want hij heeft het gevoel dat het meer geluk dan toeval was. Juist dat is zo typisch aan dat impostersyndroom: in plaats van dat de waardering van omstanders leidt tot meer zelfvertrouwen, krijgt de jonge arts alleen maar meer paniek van die hoge verwachtingen en weet hij zeker dat hij binnenkort als een oplichter door de mand zal vallen. Hij heeft het gevoel dat hij maar wat doet. Kort daarna moet hij een versie verrichten bij een zwangere vrouw bij wie het kind dwarsligt, gevolgd door een tracheotomie op een klein meisje dat dreigt te stikken.
Het verhaal is soms nogal gruwelijk en bloederig, door alle details die de verteller koelbloedig aan de lezer toevertrouwt. Voor sommige lezers zal dit boek eerder een griezelverhaal zijn dan slechts de ‘aantekeningen van een jonge arts’. Dat komt vooral doordat de arts niet alleen zijn handelingen beschrijft, maar ook al zijn onzekerheid en angst daarbij. Bovendien maakt de jonge arts ook fouten, twijfelt hij aan zijn diagnoses en behandelingen, en sterft er af en toe een patiënt. Het is niet altijd helemaal duidelijk of dat door toedoen van de arts komt, omdat je niet weet of zijn angsten met hem op de loop gaan:
‘Een week leefde ik als in een nevel, vermagerde en voelde me beroerd. De soldaat krijgt gangreen, bloedvergiftiging… Ach, verdomme nog aan toe! Wat had ik met die tang ook bij hem te zoeken. Dwaze taferelen doemden voor me op.’
Boelgakovs verhaal is weliswaar een eeuw geleden al geschreven, maar werpt ook nu nog een helder licht op de risico’s van het leven en onze misschien wel te hoge verwachtingen van de gezondheidswetenschap. Een arts kan geen wonderen verrichten en maakt ook fouten. Het verhaal is wellicht verontrustend, maar relativeert ook op humoristische wijze ons vertrouwen in de wetenschap en onze mogelijkheden om de controle te houden over onze gezondheid.
Dietske Geerlings
Michail Boelgakov – Aantekeningen van een jonge arts. Vertaald door Aai Prins. Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam. 112 blz. € 15,00.
Een schitterend klein boek! Maar het is al wel eerder afzonderlijk in druk verschenen, in 1974, bij De Arbeiderspers, vertaald door Dick Peet.