Tom Lanoye die deze week de driejaarlijkse Prijs der Nederlandse Letteren ­kreeg uit handen van koning Filip, gaf in De Morgen een groot interview waarin hij ook inging op de column van Herman Brusselmans in Humo met de gewraakte zinsnede ‘ik word zo woedend dat ik iedere Jood die ik tegenkom een puntig mes los door de keel wil rammen.’

Hij was gechoqueerd en hij schreef die zin. Ik denk: eerst zonder na te denken over de mogelijke consequenties. Om in de volgende zin meteen zelf te zeggen: natuurlijk mag je zo niet redeneren. Er staat letterlijk: ‘Je moet er natuurlijk altijd bij denken: niet iedere Jood is een moorddadige rotzak.’ Die paragraaf in zijn column was met andere woorden een denkoefening.

In het interview door Danny Ilegems verdedigt Lanoye ‘mijne maat’ Brusselmans. Arnon Grunberg, die zijn medewerking aan Humo staakte na de column, verweet Brusselmans revisionisme, maar daar wil Lanoye niets van weten:

Nee, dat is een brug te ver. Herman is geen antisemiet die liederen van de SA uit het hoofd kent, en een Holocaustontkenner is hij nog minder. Als je zijn column revisionistisch noemt, is dat in mijn ogen zelfs een banalisering van het revisionisme. Ik bewonder Arnon Grunberg, ik vind hem briljant, en dat weet hij. Maar hierover zou ik vroeg of laat toch eens een hartig woordje met hem willen wisselen. Godzijdank heeft hij op de radio gezegd dat Herman wat hem betreft niet strafrechtelijk veroordeeld hoeft te worden.

Lees het hele interview hier.

(foto Dolf Verlinden)