Gisteren nam Annemarié van Niekerk de Henriëtte Roland Holstprijs in ontvangst. In haar dankwoord ging ze in op de positie van migrantschrijvers binnen de Nederlandstalige literatuur.

1.

Ik sta hier vandaag met een gevoel van intense dankbaarheid. Ik ben de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde dankbaar voor deze prachtige prijs, én ik ben dankbaar dat ik hier toch sta, óndanks de obstakels van de afgelopen tijd. Eigenlijk had ik hier een jaar geleden al moeten staan, maar er kwam iets tussen. Voor wie het niet weet: in augustus 2023, tijdens het laatste interview in het kader van een wekenlange promotietoer door Zuid-Afrika, kreeg ik een hersenbloeding. Vervolgens bracht ik in Kaapstad een maand in het ziekenhuis door. Ik moest opnieuw leren lopen en ogenschijnlijk eenvoudige taken mij weer eigen zien te maken.

Het waren spannende maanden, vooral omdat mijn neuroloog langeafstandsvluchten afraadde en ik daarom pas in januari terug zou reizen. Maar het lot beschikte anders dan de neuroloog. Twee dagen voor mijn vertrek kreeg ik, ditmaal, een herseninfarct en belandde wéér in het ziekenhuis. Terug bij af.

Dit alles was een zware les in geduld. U zult zich voor kunnen stellen dat er nu, kort na mijn terugkeer naar Nederland – na een afwezigheid van vijftien maanden – niets mooier is dan deze prijs in ontvangst te mogen nemen.

2.

De toekenning van juist de Henriëtte Roland Holstprijs betekent heel veel voor mij, niet alleen vanwege de dichteres naar wie de prijs is vernoemd, of omdat ik me vereerd voel dat ik in een rij kom te staan waarin schrijvers als Louis-Paul Boon, Hugo Claus, Gerrit Kouwenaar en Tom Lanoye mij voorgingen, maar vooral vanwege het profiel van de prijs die staat voor ‘sociale bewogenheid én literair niveau’. Bij alles wat ik tot nu toe geschreven heb waren dat mijn belangrijkste drijfveren. In drie bloemlezingen die ik samenstelde uit het werk van vrouwenschrijvers van Afrika, wilde ik laten zien hoe literatuur wordt getekend door allerlei visies op etniciteit, klasse en gender, maar ook hoe schrijvers zelf deze visies kunnen bijsturen. Ook in het bijna duizend pagina’s tellende boek My Mother’s Mother’s Mother: South African Women’s Writing from 17th Century Dutch to Contemporary Afrikaans, dat ik samen met Pieta van Beek samenstelde, hebben we ons daar uitvoerig mee bezig gehouden.

Maar een schrijver heeft niet alleen the responsibility to be a witness to the truth, om een formulering van James Baldwin te lenen. Kunst biedt ons allereerst esthetisch genot. Daarom mag esthetische kwaliteit niet inboeten ten gunste van de sociale verantwoordelijkheid die de schrijver ook eigen moet zijn.

3.

Als u mij toestaat wil ik hier ook nog iets kwijt over de positie van migrantschrijvers, een groep waartoe ik mijzelf reken. Migratie, zo weten we allemaal, is een fenomeen dat in omvang en belang alleen maar toeneemt, ook waar het de literatuur betreft. In de Nederlandse literaire wereld, maar ook daarbuiten, ziet men de bijdrage van migrantschrijvers als relevant en waardevol. Ze komen hier met verhalen die de literatuur van hun nieuwe land enorm kunnen verrijken.

Toch stuit de literaire nieuwkomer op een probleem – en dat is de taal. Voor kinderen en jongvolwassenen verloopt de taalverwerving doorgaans soepel, maar voor wie wat ouder is blijkt dat heel wat lastiger te zijn – vraag mij het maar. Het probleem wordt acuut wanneer het aankomt op schrijven op literair niveau. Neem bijvoorbeeld Gerard Reve, die in de jaren vijftig een Engelstalige auteur wilde worden en daartoe in Engeland ging wonen en schrijven. Uiteindelijk zag hij zich gedwongen om die droom op te geven, omdat schrijven in een andere taal hem toch te moeilijk afging en Engelse uitgevers en tijdschrijftredacties weinig enthousiasme toonden voor zijn werk.

Maar als je, zoals ik, in Nederland terecht bent gekomen, er niet alleen woont, maar ook wil schrijven en publiceren, je primair tot een Nederlands publiek wil richten, hoe moet je dán dit probleem aanpakken? Eén mogelijkheid is om te blijven schrijven in je moedertaal, en het resultaat te laten vertalen naar het Nederlands. Een andere optie is om een rudimentair en zelfs onvolmaakt register te bespelen en iemand te vragen je teksten te corrigeren.

Wat betekent dát voor je positie binnen de Nederlandse literatuur? Het hoeft je niet altijd slecht af te gaan. Je kunt een uitgever vinden, waardering krijgen van critici en lezers – maar onderscheiden worden met een literaire prijs is een ander verhaal, al lijkt het erop dat het vroeger minder problematisch was dan nu. Neem bijvoorbeeld de uit Amerika afkomstige Ethel Portnoy, die als de partner van Rudy Kousbroek in Nederland kwam wonen, voor een Nederlands publiek schreef, maar dat altijd bleef doen in de taal waarin ze zich het gemakkelijkst voelde. Voor de vertaling van haar werk deed ze een beroep op familie en vrienden, maar uiteindelijk nam ze daar toch zelf de volle verantwoordelijkheid voor. In 1991 zag ze haar oeuvre bekroond met de Annie Romein-prijs.

Een tweede, nogal opmerkelijk voorbeeld, levert het werk van de dichteres Elisabeth Eybers. Nadat ze zich in 1961 – zesendertig jaar oud – blijvend in Nederland had gevestigd, bleef ze altijd schrijven in het Afrikaans. Dáárvoor werd ze in 1978 onderscheiden met de Constantijn Huygensprijs en in 1991 met de P.C. Hooftprijs. Een nog opmerkelijker geval is Antjie Krog. Hoewel zij permanent in Zuid-Afrika woont en in het Afrikaans schrijft, kreeg ze in 2018 de Gouden Ganzenveer. Natuurlijk zeggen beide voorbeelden iets over de banden tussen het Nederlands en het Afrikaans, banden die ook de Maatschappij zeer ter harte gaan, getuige een aparte commissie die zich hiermee bezighoudt.

Maar hoe zit het met hedendaagse migrantschrijvers? Ik zal wat voorbeelden geven van het glazen plafond waarop ze stuiten. [Ik heb het niet over migrantschrijvers die in hun jeugd naar Nederland kwamen – schrijvers zoals Hafid Bouazza, Abdelkader Benali en Murak Isik – en ook niet over schrijvers uit onze voormalige koloniën.] Gedurende de zestien jaar dat de uit Oeganda afkomstige Moses Isegawa in Nederland woonde, publiceerde hij drie boeken, waaronder de zeer succesvolle roman, Abessijnse kronieken. Toch kreeg hij nooit een literaire prijs. Kwam dat omdat zijn Nederlandstalige boeken oorspronkelijk in het Engels waren geschreven?

Of neem de in Spanje geboren en getogen Amalia de Tena. Toen haar in het Nederlands gepubliceerde, maar oorspronkelijk in het Spaans geschreven roman Jij krijgt van mij een wit paard cadeau in september 2022 werd aangemeld om mee te dingen naar De Bronzen Uil, twitterde Jeroen Dera – in kapitalen – dat zij daar ‘NIETS’ te zoeken had.

Hoe zit dat met Om het hart terug te brengen? Sommige stukken schreef ik in mijn niet bepaald perfecte Nederlands, andere delen in het Afrikaans. Mijn partner Jaap Goedegebuure hielp me met correcties en vertalingen waar die nodig waren. Samen werkten we mijn manuscript zin voor zin door. Maar toen er sprake van leek dat mijn boek een plek zou krijgen op de longlist van een grote literaire prijs, ging dat feestje jammer genoeg niet door. De jury was namelijk gestuit op de taalkundige hulp die ik had gekregen.

De migrantschrijver die ik ben, beseft dat haar Nederlands nooit volmaakt zal zijn. Toch wil ik graag – en dan zonder barrières – bijdragen aan de Nederlandse literatuur. Ik hoor u al denken: ‘Waarom beoefent ze haar schrijverschap niet binnen de Zuid-Afrikaanse literaire wereld?’ Dat zou natuurlijk kunnen, maar ik heb in 2004 gekozen om me in Nederland te vestigen, en vind het ongewenst om te leven in één land, maar mijn schrijverschap te beoefenen in een ander land.

Ik heb wel in Zuid-Afrika gepubliceerd – voor én na mijn vertrek naar Nederland – en twee jaar nadat Om het hart terug te brengen in het Nederlands verscheen, kwam er een goed ontvangen versie in het Afrikaans uit. Onlangs werd het boek in Zuid-Afrika zelfs bewerkt tot een succesvol toneelstuk. Maar prijzen? Nee, mijn boek kwam ook daar niet in aanmerking voor enige literaire prijs. De reden? Dezelfde als in Nederland: hier geldt mijn boek als niet oorspronkelijk in het Nederlands geschreven, en daar als niet oorspronkelijk in het Afrikaans geschreven. Als het dus om literaire prijzen gaat, zijn er voor mijn boek zo te zien twee vertalers, maar geen auteur.

Nu dit van mijn hart is, wil ik graag nog eens zeggen dat het mij daarom immens veel voldoening geeft om vandaag de Henriette Roland Holstprijs in ontvangst te mogen nemen. De Maatschappij laat er mee zien dat anderstalige en van elders afkomstige auteurs die hier wonen, schrijven en publiceren als volwaardige leden van de Nederlandse literaire gemeenschap behoren te gelden, zeker als het gaat om de toekenning van literaire prijzen. Ook daarvoor past diepe dankbaarheid.

Annemarié van Niekerk

(foto: screenshot uit een gesprek bij Die GROOT Ontbyt. Wie het hele gesprek wil zien klikke hier.)