Van alles één geheel

Didier Eribon werd wereldberoemd met Terug naar Reims, een soort persoonlijke en sociologisch-filosofische verkenning na de dood van zijn vader. Een vrouw uit het volk kan in het verlengde van Terug naar Reims gelezen worden en gaat vooral over de net overleden moeder van Eribon. Het boek is wat lastig te typeren, het is niet alleen een memoir, niet alleen een vergelijking tussen het leven en literatuur, niet alleen sociologische en filosofische overpeinzingen, niet alleen een schuldbekentenis of zelfonderzoek, het is van alles door en na elkaar. Het zit echter zo goed in elkaar, dat je het makkelijk uitleest en een hoge mate van coherentie ervaart.

Hoewel de chronologie wat op en neer springt, gaat het vooral om het moment dat Eribon en zijn broers hun moeder ertoe bewegen naar een verzorgingshuis te gaan. Zij overlijdt ongeveer anderhalve maand later. Dit zet Eribon aan tot diverse overpeinzingen over leven, ouderdom en sterven, niet toevallig ook de ondertitel van het boek. Een typische gedachtesprong is eerst deze herinnering:

Toen ik op de tweede dag van haar verblijf in het verpleeghuis afscheid nam met de mededeling dat we elkaar de volgende maand weer zouden zien, stamelde ik nog een paar absurde zinnen: ‘Maak je niet ongerust. Ze gaan hier goed voor je zorgen. Je zult zien, je krijgt het naar je zin.’

Via een chanson en de roman Naar de katten van Joshua Kenaz komt Eribon bij de gedachte dat zowel hij als zijn moeder weten dat het niet waar is wat Eribon zegt. Dan wordt het iets theoretischer:

Wanneer je zulke woorden gebruikt, terwijl je zelf weet dat ze grotendeels onwaar zijn en terwijl de aangesprokene dat ook weet, vermoedt of voorvoelt, probeer je ongetwijfeld je slechte geweten te verbannen of minstens te sussen, terwijl je tegelijkertijd je best doet geruststellend over te komen op de man of vrouw tot wie je die woorden richt, op een toon die zo ongewoon vriendelijk is dat het onechte ervan wordt verraden. Anselm Strauss en Barney Glaser hebben dit het ‘rituele drama’ van de mutual pretense genoemd: iedereen ‘doet alsof’, in een soort toneelstuk met strikt vastgelegde rollen. De interactie krijgt vorm door dit ‘doen alsof’: iedereen doet of hij gelooft in het spel van de ander, iedereen doet of zij de waarheid niet kent.

Eribon gebruikt scènes uit romans om iets over zijn moeder te zeggen. Lezers zullen makkelijk meegaan met de vergelijkingen. Sommige romans vragen er door Eribons enthousiasme ook om gelezen te worden, bijvoorbeeld Harlekijntjes, miljoenen van Bohumil Hrabal. Andere boeken worden vooral genoemd om de afstand tussen Eribon en zijn moeder aan te geven. Hij vindt bij zijn moeder thuis bijvoorbeeld nog De vreemdeling van Camus. Als lezer vond ik het vreemd dat De vreemdeling niet werd ingezet om iets over de moeder van Eribon te zeggen. De vreemdeling begint immers fameus met ‘Vandaag is moeder gestorven.’ Of later:

‘Nog één ding: het schijnt dat uw moeder meermalen tegen haar huisgenoten heeft gezegd dat ze een christelijke begrafenis wilde. Ik heb op me genomen om het nodige te regelen. Maar ik wilde u wel op de hoogte stellen.’ Ik bedankte hem. Moeder was niet atheïstisch, maar ze heeft nooit één moment van haar leven aan godsdienst gedacht.

Ook de moeder van Eribon heeft areligieus geleefd en wil toch gezegend worden na haar dood. Dat Eribon zo veel heeft gelezen, De vreemdeling heeft gewogen, én te licht heeft bevonden om te gebruiken, dat zegt veel over de bronnen die hij wél gebruikt. Eribon zorgt ervoor dat zijn moeder een zegening krijgt. Hij vraagt zich vervolgens af waarom we ons aan beloftes aan overledenen houden. Die kunnen ons immers niets meer kwalijk nemen. Hij gebruikt daarbij As I lay dying van William Faulkner. De moeder van een gezin, Addie, overlijdt. Anse, de vader, had beloofd om haar te begraven waar ze opgroeide. Vader en kinderen ondernemen een helse tocht. Het punt van Eribon is dat Anse zich de moeite had kunnen besparen, als we beloftes niet meer hoeven houden als degene aan wie de belofte is gedaan overleden is. Dat is niet zo, die belofte telt extra zwaar. Zelf las ik As I lay dying anders, alsof Anse vooral op zoek ging naar een nieuwe vrouw, en de begrafenis van zijn net overleden vrouw als excuus gebruikte.

Tegen het einde van het boek staan er wat anekdotes die helpen het getheoretiseer te begrijpen. Eribon werkt in dezelfde fabriek als zijn moeder. Dan gebeurt dit:

Samen met een andere student, eveneens vakantiehulp, moest ik bijvoorbeeld houten pallets uit een vrachtwagen laden, zodat ze naar de werkplaatsen konden worden gebracht. Toen we op een snikhete dag de vrachtwagen hadden leeggehaald, ging ik even tegen de muur staan om bij te komen. Prompt verscheen er een voorman die begon te schreeuwen: ‘Wat doen jullie daar? Aan het werk! En onmiddellijk!’

Mijn antwoord was stevig: ‘We zijn geen slaven, we hebben het recht om twee minuten te pauzeren.’ Ik moet van hem mee naar de personeelsafdeling, waar ik met onmiddelijke ingang werd ontslagen.
[…]

Maar toen mijn moeder het die avond hoorde, werd ze flink boos. Ze vond het bepaald niet leuk, toonde zich verre van blij dat ik me had verzet tegen de grofheid van het vreselijke fabrieksventje dat tot taak had te letten op het tempo van de lopende band en te controleren waar de arbeidsters mee bezig waren. Ze toonde zich juist ongerust: ‘En als ik door jou mijn baan kwijtraak?’ Maar wat ik vooral opmerkte was een diep gevoel van onrechtvaardigheid: zijzelf kon het zich niet veroorloven een voorman te antwoorden zoals ik dat had gedaan.

Het belangrijkste thema van Terug naar Reims en Een vrouw uit het volk is het loskomen van de arbeidersklasse. Eribon gaat studeren en zijn moeder blijft een fabrieksarbeider. De verschillen tussen beide klasses, het volk en de elite (Eribon gebruikt verschillende termen) klinkt in vrijwel elke pagina door. Het sterkst is het boek als Eribon begrip toont voor zijn moeder, zoals hierboven. Hij snapt dat het een privilege was om brutaal te zijn tegen de voorman, een privilege dat zijn moeder nooit heeft gehad en ook nooit zal krijgen. In het begin van dit boek gaat het ook om de slechte positie van vrouwen in het algemeen en Eribons moeder in het bijzonder. Haar man is extreem jaloers en kan agressief worden. Ze wil wel scheiden, maar ik bang dat haar man tenminste elke dag aan de deur komt klagen. Ook schrijft Eribon:

Ze had zelfs een officiële procedure in gang gezet, toen mijn oudste broer en ik nog kinderen waren. Ik herinner me dat ze ons had meegenomen naar het politiebureau. Ik weet niet meer precies wanneer of in welke omstandigheden, maar toen ik haar na ons ‘weerzien’ had bevraagd omdat ik Terug naar Reims wilde schrijven, had ze verteld dat de politieman die haar aangifte had moeten opnemen haar in weinig vriendelijke bewoordingen had afgescheept, waarmee hij een demonstratie had gegeven van de solidariteit tussen mannen onderling en waarschijnlijk zelfs van een spontane verstandhouding met een echtgenoot in wiens gedrag hij zich herkende.

Minder interessant wordt het als Eribon het vooral over zichzelf heeft, over zijn positie in de elite. Als hij bijvoorbeeld twintig euro van zijn moeder krijgt voor zijn verjaardag en opschrijft dat hij voor twintig euro niets kan kopen, dan walgt een lezer even. Ook als Eribon Bourdieu aanhaalt, had ik zo’n moment. Het is interessant Bourdieu en zijn idee dat een zelfbeeld niet vaststaat erbij te halen, maar waarom is het nodig dat Eribon schrijft dat hij als een van de weinigen bij de begrafenis van Bourdieu mocht zijn? Het loskomen van het arbeidersmilieu is ook het thema van de roman Veranderen: methode van Edouard Louis. In die roman is Didier Eribon een belangrijk personage: hij leert Edouard veel te lezen om zich te ontwortelen. In dit boek wordt Edouard Louis ook weer genoemd als voorbeeld, weliswaar hier met de roman Strijd en metamorfose van een vrouw. Ook nobelprijswinnaar Annie Ernaux wordt genoemd. Deze drie schrijvers lijken haast een stroming: zeer realistische, haast autobiografische romans. Eribon is dan echter iets meer de filosoof.

Dat blijkt ook als hij voor zijn analyse Simone de Beauvoir en Jean Paul Sartre erbij betrekt, zo aan het einde van het boek. Hier wordt het boek voor niet-filosofen vermoedelijk wat taaier. Het idee van deze existentialisten is dat iedereen in elke situatie kan kiezen wie hij wil zijn, wat hij wil doen. Een mens bestaat uit iets wat vaststaat, zeg zijn lichaam en wat er al is gebeurd, en iets wat nog niet vaststaat, zeg zijn bewustzijn en keuze. Om een radicaal andere keuze te maken is reflectie nodig. Je moet je af kunnen vragen: wil ik zo’n persoon zijn? Een voorbeeld: de moeder van Eribon is haar hele leven racistisch. Volgens De Beauvoir en Sartre kan zij er elk moment voor kiezen om niet meer racistisch te handelen. (Racistisch zijn is nooit het geval: al het voorgaande of gedachten over een karakter bepalen nooit je keuze).

Eribon vindt dat De Beauvoir en Sartre hiermee oudere mensen uitsluiten. Hij is namelijk van mening dat oudere mensen minder toekomst hebben, en daarmee minder mogelijkheden om zich te veranderen. Dit begreep ik niet helemaal. Ik zou denken dat de radicale opstelling van de existentialisten vooral gaan om de keuzes die je nu maakt, en niet een keuze voor de gehele toekomst. Een andere aanvliegroute had ik interessanter gevonden. Eribons moeder werkt een dag ik de fabriek, gaat naar huis, doet een kwartier haar ogen dicht en gaat door naar haar tweede baan: boodschappen, koken, afwassen. Wanneer heeft zij tijd om te reflecteren? Wanneer heeft zij ooit geleerd om te reflecteren? Wie heeft haar ooit toegestaan om te reflecteren? Of anders gezegd: hoe heeft zij het idee kunnen krijgen te reflecteren als iedereen haar kleineert en in een bepaalde identiteit drukt: vrouw, moeder, fabrieksarbeider, weg gegeven als kind, racist? Is het verschil tussen Eribon en zijn moeder niet vooral het privilege te kunnen reflecteren? Aan de andere kant, zelf heb ik ervaren dat ik met een gebroken elleboog ook minder gelegenheid ervaar te reflecteren. Misschien hoort dat ook bij ouderdom.

Deze recensie slaat veel moois over. Bijvoorbeeld de gedachte dat emoties niet persoonlijk zijn, maar cultureel en ook verplicht. Of het begrip ‘vonnissen’ in sociale context dat Eribon heeft gemunt. Macron wordt nog even ‘die neoliberale en autoritaire politicus’ genoemd en de opkomst van Marine le Pen begrijp je beter. Eribons moeder krijgt een geliefde die zegt: ‘Niks in dit land loopt nog goed… Een nieuwe Hitler, die hebben we nodig.’ Aan de vele oorzaken waarom ouderen in een verpleeghuis snel aftakelen wil Eribon, terecht lijkt me, liefdesverdriet toevoegen. En Foucault, Descartes, Elias, Merlau-Ponty, Spinoza, vele romans, cijfers en rapporten. Kortom, een bijzonder rijk boek, dat met alle bronnen door elkaar toch leest als één geheel, als volstrekt open en eerlijk, en intelligent daarbovenop.

Erik-Jan Hummel

Didier Eribon – Een vrouw uit het volk. Vertaald door Jeanne Holierhoek. Atheneum-Polak & Van Gennep, Amsterdam. 304 blz. € 24,99.