Wat is waarheid?

Hoe weet je dat ik niet lieg? Hoe weet je wat waar is? Dit zijn vragen die de opmaat vormen voor veel verschillende antwoorden in de essaybundel Waar van Wytske Versteeg. Ze behandelt vele filosofen, praktische voorbeelden, denkt na, laat haar eigen leven zien, gebruikt vele onderzoeken en laat de lezer zelf ook nadenken. Onze vrienden van BoekenFM waren enthousiast over dit boek, en legden uit dat Versteeg gepromoveerd is in de politicologie. Door de bundel heen werd langzaam duidelijk dat dit vooral een politiek boek is, dat de waarheid waarover dit boek gaat vooral een soort politiek instrument is.

Waar een filosoof over zou struikelen, is dat er allemaal (erg interessante) gedachten over waarheid worden gepresenteerd, zonder dat eerst wordt afgebakend wat precies ‘waarheid’ is. Het lijkt erop dat in het boek verschillende opvattingen over waarheid door elkaar worden gebruikt. Zo staat in het begin de anekdote dat er veel desinformatie over corona de wereld in is geholpen, en dat die desinformatie te herleiden is tot maar een klein aantal mensen, en veruit de meeste desinformatie van Donald Trump kwam. Dit werd gefactcheckt en ontdaan van zijn waarheidsclaims. Dit past bij Versteeg in het grotere verhaal: veruit de meeste mensen hebben wél vertrouwen in de wetenschap, meer nog dan wetenschappers zelf, grappig genoeg. Hier lijkt sprake te zijn van een correspondentietheorie van de waarheid: komt het overeen met de werkelijkheid (check het bij de facts) dan is het waar, zo niet, dan is het onwaar.

Een ander voorbeeld is een onderzoek naar verkrachting. Het aantal gerapporteerde verkrachtingen steeg toen de vragen bij de enquête daarnaar veranderden. Er werd niet meer gevraagd of de respondent was verkracht, maar of er iets vervelends was gebeurd met een beschonken ander. Dan staat er:

Plotseling veranderden de cijfers radicaal en bleek verkrachting, tot Koss’ verbijstering, allesbehalve zeldzaam. Welke vraag moet je stellen voordat een feit zichtbaar wordt? Welke vorm moet een feit hebben voordat we het kunnen geloven?

Hier lijkt een ander begrip van waarheid gebruikt te worden. Iets is niet langer waar als het overeenkomt met de werkelijkheid, maar de waarheid krijgt een soort functie: die moet getoond en geloofd worden. In andere woorden: bij de correspondentietheorie zouden er evenveel gevallen van verkrachting zijn, ongeacht de vragen en enquêtes, maar bij deze opvatting, dat waarheid ook iets bewerkstelligt, maakt dat wel een verschil.

Weer later woont Versteeg een sessie bij waarbij mensen communiceren met geesten. Dit past in een groter verhaal, waarvoor ze de geschiedenis induikt. Vroeger waren gesprekken met geesten zo normaal voor grote groepen mensen, dat er haast een tweedeling te maken was tussen mensen: zij die dit normaal vonden en zij die dit onzin vonden. Beide groepen bleven hangen in hun eigen gelijk en hadden de overtuiging: als de ander nu maar deze en deze feiten zou geloven, dan was de discussie voorbij. Versteeg maakt het boek zoals gezegd politiek, maar blijft weg bij concrete politieke voorbeelden. Misschien voor het beeld: er zijn mensen die vinden dat er in Nederland een asielcrisis is, en mensen die vinden van niet. Beide groepen zoeken naar feiten om de andere groep te overtuigen. (De ene groep slaagt daarin beter dan de andere; er blijft een onoverbrugbare afstand, misschien wel een feitenvrije afstand). Na de sessie noteert Versteeg:

Wat ik zelf niet ervoer, voelden deze mensen wel: hun waarheid is een onwerkelijkheid voor mij.

Dit lijkt weer een andere opvatting van waarheid te behelzen. Blijkbaar is er naast een waarheid van feiten waarmee je uitspraken kan factchecken en een waarheid die iets bewerkstelligt ook nog iets als een particuliere individuele waarheid. Deze verschillende soorten waarheid vragen om een soort van afbakening. Versteeg zegt heel terecht dat de uitspraak ‘Dat is jouw waarheid’ niet het einde van een gesprek zou moeten zijn, maar juist het begin van een gesprek. Wat zijn dan de verschillen tussen jouw waarheid en mijn waarheid en hoe kunnen we die verschillen overbruggen? Of hoe kunnen we elkaar ondanks die verschillen met respect behandelen? Interessant allemaal, maar een stap terug had ik gewaardeerd: over welke uitspraken is het onzinnig om te zeggen: ‘Dat is jouw waarheid’? Als we teruggaan naar de desinformatie over corona, verspreid door Trump, dan zou de uitspraak dat je bleek moet drinken om geen last te hebben met corona een uitspraak kunnen zijn die niet hoort in het domein van particuliere waarheden, maar van iets dat moet worden gedebunkt.

Een andere trom waar Versteeg hard op slaat is dat mensen maar weinig zeker kunnen weten. Tekenend is de uitspraak:

Er is weinig zeker, maar zeker is dit: je zult iemand worden van wie je nu nog niets weet.

Dit is een wel erg absolute uitspraak is een verder zeer genuanceerd en erudiet boek. Niets is wel erg weinig, alsof ik over een maand met absolute zekerheid vergeten zal zijn dat ik een vader ben. Dat we weinig weten legt Versteeg uit aan de hand van allerlei filosofen, bijvoorbeeld Descartes die twijfelde aan zijn zintuigen, met de geschiedenis, bijvoorbeeld een cartoloog die een land waarnam dat er niet was en met hedendaagse onderzoeken van gorrila’s die ongezien door het beeld lopen. Ook de onderzoeken waarin proefpersonen bezwijken onder groepsdruk om onware uitspraken te doen. De uitkomst van het onderzoek was: als er bij de proefpersoon het gevoel ontstond om tegen de groep in te gaan, zei hij vaker de waarheid.

Dit lijkt toch de voornaamste lijn van het boek: hoe ‘werkt’ het ervaren van waarheid? Hoe zorg je ervoor dat een samenleving niet massaal op een populistische leider stemt? Hoe blijf je ontvankelijk voor een overtuiging die niet je eigen is? Versteeg legt uit dat eenzame mensen eerder geneigd zijn om een leider te volgen die niet de waarheid spreekt. Daarmee wordt het haast een morele, democratische plicht om iets tegen eenzaamheid te doen. Om open te staan voor overtuigingen van een ander moet je onbevangen zijn, maar ook uitgerust en stressvrij. Interessant is ook de observatie dat als een gesprekspartner zeer emotioneel reageert dit een teken kan zijn van machtsongelijkheid. Jij kan je opvattingen doordrukken doordat je meer macht hebt en de ander wil dat niet slikken. Dan is het verstandig om gewoon eens te vragen: wat vind jij er eigenlijk van?

De vrienden van BoekenFM raadden aan om dit boek cadeau te doen aan alle leerlingen. Dat onderschrijf ik van harte: het leert leerlingen een onderzoekende houding aan, laat ze hopelijk inzien dat meningen soms ook maar meningen zijn, en dat onzin soms gewoon onzin is. Misschien kunnen we een stap verder gaan: filosofie als verplicht schoolvak.

Erik-Jan Hummel

Wytske Versteeg – Waar. Querido, Amsterdam. 232 blz. € 22,99.