Recensie: Herman Brusselmans – Pitface
Deze recensie van Pitface verscheen voor het eerst in 2001.
Verveling
We gaan nu eens boek maken vol nare scènes dacht schrijver en fulltime puber Herman Brusselmans toen hij deze roman in elkaar zette. Dan worden de lezers kwaad, heerlijk, de critici maken stampei, ook lekker en ik haal de voorpagina’s.
Het gaat om ene Pitface, mislukt schrijver van boeken als De schoonheid en de paniek en Let niet op mijn leven en diens kompaan Brillekas. Zij trekken moordend, plunderend en verkrachtend door een wereldstad die model staat voor maatschappelijke verloedering. Wanneer ze bijvoorbeeld een jongen en een meisje tegenkomen, schiet Brillekas die zonder enige aanleiding dood, dat gaat als volgt:
Brillekas haalde alsnog z’n pistool te voorschijn drukte het tegen de lippen van de jongen en schoot. Die jongen zou nooit meer tongzoenen, geloof mij.
Daarna verkracht en vermoordt hij het meisje en dit gaat zo aan de lopende band door.
Pitface zelf laat zich overigens op het gebied van moord en doodslag zeker niet onbetuigd. Beide figuren belanden in de drugshandel richten een bende op met hoeren, een corrupte politiecommissaris en andere aan lager wal geraakte figuren. Alles draait om de zogeheten Himmlerpillen waarvan je volkomen onverschillig wordt, de hele stad is eraan verslaafd. Symboliek!
Natuurlijk koketteert dit boek, zoals het in dit genre hoort met allerlei vage fascistische ideeën. ‘Ik moord omdat ik zuiverheid wens,’ peinst Pitface bijvoorbeeld ergens, ‘ik wil ruimte creëren, niet eens voor mezelf, maar wel voor mijn ideeën.’ Brusselmans is hier goed in, dat moet je hem nageven, hij weet precies hoe hij zelf buiten schot kan blijven en alles op het conto van de warhoofderij van zijn romanpersonages kan zetten. Je ziet het hem allemaal handenwrijvend opschrijven. Hij probeert op deze manier bij de lezer een mengeling van zowel walging als verholen bewondering voor zijn figuren op te roepen. Ze zijn dan wel gek en gestoord, weet je wel, maar ze zeggen het toch maar en zij kunnen er ook niks aan doen, want de maatschappij is slecht, zij zijn alleen maar pionnen. Of zoiets.
Brusselmans mag wat mij betreft uiteraard overal over schrijven, dat is het punt niet. Maar al die clichés over de verloedering van de stad, over drugs, over de laagheid van de mens, over de onverschilligheid, over de banaliteit van de liefde, dat gaat maar door, dat dreunt op dezelfde toon voort en voort, en dan nog eens voort. En dan nog een keer of honderd vijftig. De verveling sloeg genadeloos bij me toe, ik viel er keer op keer bij in slaap, o god, alweer een geleend statement over slechtheid en onnozelheid, weer zo’n zin over de losgeslagenheid van de mens, kan dat niet ophouden, maar gelukkig viel ik dan weer in slaap zodat ik even niet hoefde te lezen.
De schrijver hanteert in dit boek een bijzonder kleine trukendoos waarin een heel schraal stijltrucje zit. Hij expliciteert zijn bedoelingen tot gekmakens toe, alles wordt op vrijwel iedere pagina haarfijn drie keer uitgelegd. En zelfs dat zou nog te verdragen zijn geweest als er een paar zinnen in hadden gestaan die ik niet al eens eerder en veel beter in andere, soortgelijke boeken was tegengekomen. Ik heb ze niet gezien.
Kees ’t Hart
Herman Brusselmans – Pitface. Prometheus, Amsterdam. 202 blz.
Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 27 april 2001.