’t is een spel, baasje

De bundel Mal dood lam van Kurt de Boodt biedt, behalve een grote diversiteit aan vormen, achterin een opsomming van meer dan honderd namen van mensen die ‘mee zongen’. En niet alleen mensen, tussen de namen van gekende personen vinden we ook dingen (‘Commodore 64’), instituties (‘het Brussels Gewest’), televisieprogramma’s (‘The Muppet Show’), een jaar (‘1985’), een gekloond schaap (‘Dolly’) en zelfs ‘u’, als een opzichtige poging om de lezer medeplichtig te maken – wat hij natuurlijk sowieso al is. Gedichten worden immers altijd voltooid door de lezer.
Wat ook opvalt is het intense spel met stijlfiguren en klanken.

God, red nu een mal dood lam, nee, underdog

Mijn harig maatje is een fanaatje
als het even kan en het poortje gaat
open dan laat hij zijn jachtinstinct
de vrije loop als iets lang opgehoops
een kwakje, een kakje, hop pootje op!
hapklaar hapje, knap!, zet ie z’n tanden
in strot en bil, sterker dan geen wil.

Stop, schaapje, blaat!
Stop, schaapje, gaap!
Stop, schaapje, slaap!

Of het hem speet
hij keek of hij me niet begreep:
’t is een spel, baasje

beet! vergeet!
beet! vergeet! beet!…

in je eigen staart mijn harig maatje.

De titel van dit gedicht is een uitbreiding van de titel van de bundel, en beide zijn een palindroom. Dat wil zeggen dat je ze ook van achter naar voor kunt lezen. Daarna volgt er een stormvloed aan klanken die wel iets weg hebben van een moderne rap. Dat geeft de tragische inhoud toch iets ontwapenends en speels. Wat nog eens benadrukt wordt als de hond (‘Mijn harig maatje’ of de ‘underdog’ uit de titel) na de schapenmoord doodleuk verklaart dat het ‘een spel [is], baasje’.

De bundel zit trouwens vol met schapen, waarvan er sommige naar bekende vrouwen zijn vernoemd: Angela (Davis), Emily (Dickinson), Yoko (Ono), wat overigens niet altijd even handig is. Je gaat je immers maar binden aan zo’n beest met een meisjesnaam, en er moet tenslotte nog wel geslacht worden. De ondertitel van bundel luidt ‘Een pastorale’, letterlijk een herderslied, een literair genre dat over het vredige, romantische leven op het platteland gaat, vooral ook in oppositie tot het jachtige, gekunstelde leven in de stad. Maar de pastorale van De Boodt is bepaald niet altijd vredig of romantisch, zoals enkele fragmenten uit ‘Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij’ wel illustreren;

Schreeuw uit slaap
hond bijt schaap!

[de man springt uit bed]

Goede lieve herder
bijt, bijt, bijt
zich klem in snuit.

[man roept]

Mémé. het oudste en traagste schaap,
bevriest. Ze doet alsof ze er niet is
niet hier
pulserende pijn
een mankend prooidier zijn.

[en roept]

Wit kleurt rood o zo rood
verscheurend realistisch
als op een barok jachttafereel
van Frans Snyders bijvoorbeeld
of een Ecce Homo in Mexico.

De scène vóór het stilleven.

Eén kort ogenblik lijkt het gedicht de lezer enig respijt te bieden door te doen alsof het allemaal om de kunst gaat. Dode schapen kunnen er op een goedgevulde tafel van de Vlaamse barokschilder Frans Snyders nog best smaakvol en zelfs vredig uitzien. Het is immers kunst. Maar nee, het gaat niet om het schilderachtige resultaat, maar om wat vooraf ging: het bejagen en slachten van de dieren. Zelfs gedichten die heel lieflijk beginnen, overvallen de lezer tegen het eind met de rauwe werkelijkheid. Zo klinkt er in het begin van ‘Arm schaap’ nog enig mededogen door:

Paulette is dood. Ze ligt op haar zij.
Ik wist het meteen. Arme Paulette.
Wat lig je daar nu. Er is nog zoveel
gras dat groeit en kiemt om je vacht.
Herkauw nog maar wat. Magen malen
restjes weg. Kaken wieken windstil.
Koud, kouder, gekauwdst. Black-out.
Pauline vergeet dat ze je gaat missen.

En dan hoeft er niet eens een uitvaart te komen, het blijft tenslotte een schaap. Maar een min of meer tedere begrafenis is toch wel het minste dat zou mogen volgen. Maar helaas:

[…] Kom,
Paulette, we dekken jou toe in blauw
plastic. In een kunststof kruiwagen
hobbel je naar het holst van de nacht.
Het vernietigingsbedrijf pikt je zo op.
Je wordt groene energie, Paulette,
duurzame brandstof.

Een wereld waarin groene energie worden het hoogs haalbare is, ligt ver af van de pastorale zoal wij die kennen. Al zijn er natuurlijk precedenten. Denk aan het gedicht ‘Pastorale’ van J.J. Slauerhoff, waarin de dochter van de dominee (de herder) tot een leven veroordeeld wordt waaruit elk gevoel van intimiteit en erotiek verbannen is.

Toch zit er in Mal dood lam nog wel enige positiviteit verscholen. Bijvoorbeeld in het sprookjesgedicht ‘F staat voor Frohteufel’, waarin de gebroeders Grimm figureren die het, als ze over elkaar praten, wel over zichzelf moeten hebben. Het gedicht eindigt met een relatief troostrijke gedachte:

[…] prinsen, presentatoren, muziekidolen, miljardairs
en hun handlangers…

ze houden hun handen thuis. Ze kappen niet.
Ze worden niet gekapt. Er rollen geen koppen.
Roodkapje drinkt het bloed van grootmoe niet.
Doornroosje wordt niet verkracht in haar slaap.
De moeder van Sneeuwwitje is geen kannibaal.
Sneeuwwitje is niet belust op wraak. Ze is lief.
Hoed je voor stiefmoeders, wolven en duivels.
De meeste mensen in onze sprookjes deugen.
Ze zorgen voor elkaar en voor jullie toekomst.
lieve kinderen.

Echt waar.

Dat laatste is natuurlijk een kanttekening bij de bestseller De meeste mensen deugen van Rutger Bregman, waarmee zijn titel in feite naar het rijk der sprookjes wordt verwezen. Want in sprookjes, in fictie en in poëzie komt het meestal wel goed, lijkt de suggestie. Als echo daarvan springen in dit sprookjesgedicht twee regels als een meesterlijk aforisme in het oog en formuleren dat relatieve geluk zo: ‘Kunst redt de wereld niet. / Geen kunst redt het nog minder.’
Mal dood lam is een bundel die met al zijn vormen en zijn rijke stijl vooral taal wil zijn. Want juist door het feit dat het klankspel en de lichtheid van toon de boventoon voeren, worden alle dood en verderf, die de bundel ook herbergt, draaglijk en verteerbaar. Misschien niet in de echte wereld, maar wel in de kunst, de literatuur, de poëzie.

Jan de Jong

Kurt de Boodt – Mal dood lam. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 96 blz. € 24,48.

Deze recensie stond eerder in Levende Talen Magazine 2024-7