Recensie: Marguerite Duras – Blauwe ogen zwart haar
In de ban van blauwe ogen zwart haar
De nieuwe vertaling van Blauwe ogen zwart haar van Marguerite Duras, door Kiki Coumans, wil je niet meteen gaan lezen. Het boek moet eerst een poos gesloten op je bureau blijven liggen, af en toe opgepakt, omgekeerd, dan weer teruggelegd. Dat heeft alles te maken met hoe het is vormgegeven. De vlakverdeling, de kleurstelling en achter het lijnenspel de halve deur met siersmeedwerk, blijven je aandacht trekken, zoals ook fraai versierde initialen van oude handschriften dat kunnen. Je wilt het lezen nog even uitstellen, het mysterie in stand houden – een mysterie, omdat je eigenlijk niet helemaal begrijpt waar je naar zit te kijken – om je nog langer te kunnen verheugen. En dan komt het moment dat je je niet meer kunt beheersen. Je betreedt het verhaal en tot je grote ontzetting blijkt dan dat achter de deur geen vaste grond is en alle houvast ontbreekt.
‘Een zomeravond, zegt de acteur, zou het hart van het verhaal vormen.’ Met deze zin begint het verhaal. Met het woord ‘zou’ voel je alle grond al onder je voeten verdwijnen. Gaat deze zomeravond of dit verhaal nog plaatsvinden, of was het alleen maar een idee? Dat de uitspraak van een acteur komt, is veelzeggend. De regisseur lijkt afwezig. Dan wordt er een tafereel geschetst van een avond op een terras bij het strand. Een man en een vrouw ontmoeten elkaar, nadat ze een glimp hebben opgevangen van een jonge man met blauwe ogen en zwart haar, voor wie ze beiden een diepe liefde voelen. De man kan niet stoppen met huilen en vraagt de vrouw om bij hem te blijven. Dat doet ze.
Daarna beland je in een ruimte die niet onderdoet voor een Beckettiaans toneel:
Ze zou slapen, zegt de acteur. Het zou eruitzien alsof ze dat deed, alsof ze sliep. Ze ligt midden in de lege kamer, op witte lakens die op de grond uitgespreid zijn.
Hij zit naast haar. Hij kijkt haar met tussenpozen aan.
Er staan geen stoelen in deze kamer. Hij moet lakens hebben gebracht en daarna de andere vertrekken van het huis een voor een, deur na deur, hebben afgesloten. Deze kamer kijkt uit op de zee en het strand. Er is geen tuin.
De kroonluchter met geel licht heeft hij daar gelaten.
Hij weet waarschijnlijk niet goed waarom hij die dingen heeft gedaan, met de lakens, de deuren, het licht.
Ze slaapt.
Hij kent haar niet. Hij kijkt naar de slaap, de open handen, het nog onbekende gezicht, de borsten, de schoonheid, de gesloten ogen. Als hij de deuren van de andere kamers open had gelaten, was ze er waarschijnlijk gaan kijken. Dat had hij vast al bedacht.
Opnieuw wordt er onzekerheid in het verhaal geblazen door het woord ‘zou’. Het is of de acteur zijn idee over het verhaal vertelt, vooraf of achteraf, dat is niet duidelijk. Eerst staat er dat ze zou slapen. Verderop staat dat ze slaapt. Je weet als lezer niet zeker of het er alleen maar zo uitziet, zoals in de tweede zin staat, of dat het nu echt zo is. Nog weer verder in het verhaal staat namelijk dat het althans zo lijkt, maar niet zeker is. Je kunt er je hoofd over breken, tot je je begint af te vragen of het er eigenlijk toe doet of ze nu echt slaapt of niet. Het kleine beetje intimiteit dat was opgebouwd door het feit dat de vrouw bij hem blijft slapen, wordt tenietgedaan door uitspraken die juist weer afstand scheppen: ‘Hij kent haar niet’. Het decor waarvan je het gevoel had dat het zorgvuldig bij elkaar was bedacht, blijkt plotseling willekeurig als er staat dat hij niet weet waarom hij die dingen heeft gedaan. Overigens roept de rol van de acteur ook vragen op. Soms lijkt hij samen te vallen met de naamloze man die de vrouw bij zich laat slapen.
Er is sprake van een interne logica die niet per se die van de lezer is. Dat maakt dat er een vreemde spanning komt in het verhaal. Zo wordt er ineens geconstateerd dat ‘ze’ een vrouw is. Dat was voor jou als lezer al duidelijk, althans daar ging je al die tijd vanuit, maar juist door die nadrukkelijke opmerking ga je de vanzelfsprekendheid ervan weer in twijfel trekken. Aan de ene kant wordt er enorm veel informatie achtergehouden: wat is de relatie precies tussen deze twee, waarom blijven ze bij elkaar, waarom is de kamer zo leeg, wat is hun relatie tot de jonge man die ze beiden hebben gezien, voordat ze bij elkaar in de ruimte waren? Aan de andere kant wordt er juist informatie toegevoegd die je niet nodig dacht te hebben.
De gesprekken die de man en vrouw voeren zijn bevreemdend en abstract. Ze spreken over de liefde en de dood, alsof het universele uitspraken betreft. Ze spreken ook heel vaak juist niet, kijken alleen maar naar hoe de ander slaapt. Door de abstractie van de gesprekken heb je het gevoel dat ze een zuiver platonische verhouding hebben en elkaar nimmer zullen bereiken, omdat ze elkaar niet wezenlijk leren kennen door de vreemde afstand die er tussen hen blijft bestaan. Hun relatie voelt als één groot vergeefs verlangen. Gruwelijk duidelijk wordt dat op het moment dat zij aan hem vraagt of hij op haar ‘roerloze geslacht’ komt liggen. Ze spreidt voor hem haar benen:
Hij legt zijn hoofd op de spleet die het innerlijke ding afsluit.
Hij ligt met zijn gezicht tegen het ding, het monument,
vochtig al, bijna tegen zijn lippen, bij zijn adem. In een gedweeheid die haast tot tranen roert, blijft hij daar lange tijd met gesloten ogen liggen, op het platte van het vreselijke geslacht.
Hij valt op de jonge man met blauwe ogen, zwart haar. Zij zal hem met haar lichaam dus nooit kunnen verleiden. Zij, op haar beurt, bezoekt regelmatig een andere man, met wie ze wel de liefde bedrijft en die haar slaat. Dit alles maakt hun samenzijn nog vreemder. Zoals vaker in Duras’ werk zijn er elementen die naar haar persoonlijke leven verwijzen. Zo zou deze bijzondere verhouding een reflectie kunnen zijn van haar bijzondere relatie met Yann Andréa, die achtendertig jaar jonger was dan zij en ondanks zijn homoseksualiteit zestien jaar lang met haar samenleefde. Aan hem is het boek ook opgedragen.
Blauwe ogen zwart haar is vervreemdend, beklemmend en tegelijkertijd bizar luchtig. Door het ritmische en metaforische van de zinnen – alle lof hier voor het vakmanschap van de vertaalster! – is de tekst nauw verwant aan poëzie, door de mysterieuze aanwezigheid van de acteur en de bijzondere decorbeschrijvingen juist weer aan drama, door de surrealistische voorstelling meer aan een droom, door het steeds weer in twijfel trekken van wat er plaatsvindt, misschien vooral aan een concept, een mogelijkheid, of meerdere mogelijkheden ineen. Wat bijna zeker is, is dat je, net als de man en de vrouw, op het moment dat je een glimp hebt opgevangen van Blauwe ogen zwart haar, je er niet meer los van kunt komen.
Dietske Geerlings
Marguerite Duras – Blauwe ogen zwart haar. Vertaald door Kiki Coumans. Vleugels, Bleiswijk, 104 blz. € 24,50.