Recensie: Marita Mathijsen – Een Vrije Geest – Het uitzonderlijke leven van Betje Wolff
Een uitzonderlijke biografie van een uitzonderlijk biograaf
Een biografie waarvan de slotzin op bladzijde 445 luidt: ‘Amsterdam, 31 december 2023, 15.47. In tranen’ , wil in ieder geval heel persoonlijk zijn. De biograaf Marita Mathijsen, emeritus hoogleraar Nederlandse Literatuur aan de Universiteit van Amsterdam, maakt er vanaf het voorwoord geen geheim van dat het haar ook en vooral gaat om de gevoelens van deze uitzonderlijke vrouw, Elisabeth Wolff, geboren Bekker. Dus kiest Mathijsen er vaak voor te interpreteren, ze probeert ’te lezen wat er onder de letters staat’. En ze wil het hebben over Betje alleen, niet over Aagje, want eigenlijk is Elisabeth Wolff als duo de Nederlandse literatuurgeschiedenis in gegaan, Betje Wolff en Aagje Deken, nog (een beetje) bekend door hun briefroman De Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart.
In de eerste plaats past natuurlijk bewondering voor de nu 80-jarige Marita Mathijsen (24 november jl. jarig geweest!). Mathijsen schrijft een heel leesbare biografie. Natuurlijk, ze steunt zwaar op de grondige wetenschappelijke biografie van Piet Buijnsters uit 1984. Ze draagt zelfs haar eigen biografie aan hem op. Maar ze wil een emobiografie schrijven, over de gevoelens onder de feiten, en alleen over Betje Wolff, niet over Aagje Denken. Maar slaagt ze in haar twee doelstellingen? Gaat over de gevoelens onder de feiten en dan vooral over Betje Wolff?
Neen, eigenlijk niet. Er zijn domweg te weinig egodocumenten bewaard gebleven om die doelstelling te kunnen waarmaken. En in ruwweg de tweede helft van het boek, is het tot letterlijk in de dood (Aagje Deken overlijdt enkele dagen na Betje Wolff), dat de twee onafscheidelijk samen zijn: zij worden samen begraven in het nog open graf van Betje). Een duo tot in de eeuwigheid. Vanaf 1777 tot 1804 zijn de twee onafscheidelijk geweest, maar er is onvoldoende materiaal vooral uit hun lange leven samen voor een echte emobiografie, en Betje Wolff en Aagje Deken zijn voor eigentijdse vrienden en lezers van hun literaire werk een twee-eenheid. En dat betekent dat Mathijsen op heel veel plaatsen in haar biografie uit moet gaan van veronderstellingen. Tot wanhoop van de biografe zelf soms: ‘het blijft gissen’, zo lees je op tal van plaatsen, de biografie staat vol met ‘ik denk’ of ‘ik veronderstel’. Dat mag, maar dan wordt het snel een beetje fictie. Overigens een genre waartoe Mathijsen zich aangetrokken voelt: het opereren op de grens van gedocumenteerde geschiedenis en intelligente veronderstellingen, verpakt in een aantrekkelijk verhaal. Een vorm waarvoor Mathijsen nadrukkelijk koos in L. De lezer van de negentiende eeuw. Maar in deze biografie mengt ze het te onopgemerkt.
De eerste helft van het boek geeft een goed portret van Elisabeth Bekker. Iedereen die weleens wat over Wolff en Deken gelezen heeft, kent natuurlijk het verhaal over de beruchte affaire met de vaandrig Gargon, met wie Elisabeth als jong meisje weg liep en een maand met hem ondergedoken bleef. Dat betekende dat haar marktwaarde als huwelijkskandidaat tot nul was gedaald. Uiteindelijk wordt ze uitgehuwelijkt aan een predikant uit de Beemster, weduwnaar. Behoorlijk op leeftijd – 52 jaar – naar de normen van die tijd. Maar een veel betere partij zat er na de affaire met de vaandrig niet in.
De Beemster-jaren kenmerken zich door winterse eenzaamheid, in de anno 1770 ruim 150 jaar oude polder. De prachtige buitenplaatsen van de rijke Amsterdammers waren zo goed als onbewoond. Maar in de zomer was er het Buitenleven van de Amsterdamse society, waar Betje in de loop der jaren steeds meer aan mee deed en een graag geziene gast was. Haar reputatie als scherpzinnige en geestige schrijfster, maakte haar een graag geziene gast bij de Amsterdamse patriciërpartijen op de buitenplaatsen. De relatie tot haar dominee-echtgenoot was platonisch, bij tijd en wijle erg slecht, maar steeds meer wordt dominee Wolff een beminde vaderfiguur.
In pakweg de eerste helft van Mathijsens biografie kun je het woord emobiografie goed verdedigen. Voor de 21ste-eeuwse lezer zijn de vele innige vriendschappen, ook en misschien wel vooral met jonge vrouwen opvallend. Veel valt wellicht te verklaren vanuit de geest van de tijd (Betje had ook innige vriendschappen met (vooral oudere) mannen, maar de vriendinnenrelaties zijn blijkbaar zo innig dat Mathijsen er op blz. 297 wat uitgebreider op in gaat. En zoals altijd: het is onbewijsbaar en dus wijdt Mathijsen er een paar bladzijden aan, opvallend in het blauw afgedrukt, wat een paar keer in de biografie voorkomt als het meer persoonlijke observaties bevat, om te concluderen: ‘Hadden Betje en Aagje een lesbische relatie? Wat doet het ertoe, is mijn eerste en laatste reactie op die vraag?’
Vanaf het moment dat Betje en Aagje een schrijversduo gaan vormen (Betje is dan al een gevierd literator en gevreesd om haar scherpe satirische pen), wordt de biografie ‘klassieker’. De twee gaan samenwonen, eigenlijk direct na de dood van de bejaarde dominee Wolff, eerst in een bescheiden huisje in De Rijp, vervolgens na erfenissen van eerst Aagje en dan Betje, op het prachtige buitentje Lommerlust in Beverwijk. De enorme schrijversproductie valt op. Waar later (als armoede heeft toegeslagen omdat ze hun vermogen kwijt zijn geraakt aan een malafide vriend-notaris) schrijven en vertalen noodzaak is geworden om te overleven (‘ik moest vertalen tot ik er van kokhals’, schrijft Betje in die tijd), genieten de beide vrouwen van de samenwerking, ieder in een eigen schrijfhuisje in de tuin van Lommerlust. Maar ook hier is de productie van vertaald en eigen oorspronkelijk literair werk indrukwekkend. In de jaren van hun samenwerking in De Rijp en Beverwijk heeft het duo (en waar het om vertalingen gaat natuurlijk Betje Wolff alleen, Aagje sprak geen Engels, Frans of Duits) zo’n 13.000 gedrukte pagina’s gepubliceerd.
Het is opmerkelijk dat Mathijsen relatief weinig aandacht besteedt aan het enige werk waarom Wolff en Deken nog enigszins bekend zijn: De Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart, de eerste Nederlandse (brief-)roman. De daarop volgende achtdelige briefroman Historie van den Heer Willem Leevend wordt kort behandeld, terwijl de Historie van Mejuffrouw Cornelia Wildschut (6 delen, geschreven in Frankijk) nauwelijks aandacht krijgt. Maar de maatschappelijk en politiek turbulent tijden waarin Wolff en Deken leven, overheersen. Begrijpelijk, de biografe had geen andere keuze. De geschiedenis regeert, er zijn geen emodocumenten, dus dan wordt alles raden en gissen. Marita Mathijsen is een te goede wetenschapper om dat te laten gebeuren.
De biografie wordt klassieker omdat de historische context zo overweldigend is: de Vierde Engelse Oorlog, de strijd tussen orangisten en Frans gezinde patriotten, de vlucht van het politiek uitgesproken schrijversduo naar Frankrijk, de Franse revolutie: er gebeurt voor je gevoel in 10 jaar meer dan in de hele eerst helft van het leven van Betje Wolff. Die maatschappelijke en politieke omwentelingen moeten natuurlijk beschreven worden, maar daarmee wordt de biografie minder ‘emo’, maar klassieker, de historische context dominanter. Het helpt ook niet van de bijna 10 jaar dat de naar Frankrijk gevluchte Wolff en Deken, nauwelijks ego-, laat staan emodocumenten zijn overgebleven: slechts één brief..
Het eind van het levensverhaal van Betje en Aagje is even treurig als inderdaad ontroerend. De beide vrouwen, vooral Betje, schrijven zich suf, voor een steeds kariger loon. Hun literaire werk is uit de mode, de vertalingen worden slecht betaald. Zij sterven in armoede, twee dagen na elkaar. Dat is ook ontroerend en je begrijpt de tranen van Marita Mathijsen bij het voltooien van deze biografie.
Het is de ontegenzeggelijke verdienste van Marita Mathijsen dat ze op een levendige manier het leven van Betje Wolff èn Aagje Deken vertelt. Haar eigen doelstellingen: het gaat vooral over Betje Wolff en niet zo zeer over de historische feiten, maar de emoties, maakt ze beide niet helemaal waar. Jammer is het dat de topstukken uit de literaire productie van Wolff en Deken, soms wat schetsmatig behandeld worden. Op zaterdag 23 november verscheen de titel Een vrije geest – het uitzonderlijk leven van Betje Wolff vanuit het niets op de derde plaats inde Scheltema top-10 Non-fictie. Een mooier verjaarscadeau hadden de kopers en lezers Mathijsen niet kunnen geven voor haar 80ste verjaardag!
Ruud Bakkker
Marita Mathijsen – Een vrije geest – Het uitzonderlijke leven van Betje Wolff. Balans, Amsterdam. 504 blz. € 29,99.