De onderstaande recensie van Niemandsland komt uit 2001.

Geleende zinnen

De bijzonder mooie vrouw Chris is gescheiden van politiecommissaris Ferry en gaat nu met Doris, die eruit ziet als een jongen en zich lekker door haar laat vernederen en laat liefhebben. Doris speelt ruige muziek in een ruige band maar ze is ook communicatiedeskundige en maakt een organisatieplan voor Anneke, de nieuwe vlam van Ferry, die een onderzoek doet naar een seriemoordenaar en daarbij geassisteerd wordt door Chris die psycholoog is.

Iets minder ver gezocht kan ook wel, dacht ik, maar al te lang mag je daar niet over zeuren, de beste boeken uit de wereldliteratuur zijn ongelofelijk ver gezocht. Wel eens in het echt iemand ontmoet die een jaar lang in de Indische Oceaan op één speciale walvis joeg. Ik niet. Als je het maar geloofwaardig op de planken krijgt dat je als lezer denkt dit wil ik nu eens allemaal precies weten, ook al geloof ik er niks van. Met Doris is overigens iets vervelends aan de hand, ze spoort niet goed, maar gelukkig komt alles goed. ‘Ze kuste me,’ luidt de laatste zin.

Waarom is Niemandsland geen goed boek? Marjolein Houweling heeft een veel te ingewikkeld plot in elkaar gezet waarbij geen enkele lijn van de grond komt. Ze aarzelt tussen een politiethriller, een psychologische roman en een persoonlijk verslag van een jeugdtrauma, waardoor helemaal niets is uitgewerkt. De verhouding Chris-Doris komt uit de lucht vallen, het is al te toevallig dat Doris precies met Chris een relatie krijgt, het onderzoek naar de moorden is schimmig, de verklaring van het geheel berust op krankzinnige toevalligheden.

En dan krijgen we op het eind ook nog een zwaktebod waar niemand in de thrillerbusiness zich tegenwoordig nog aan waagt: vage praat rondom het meervoudig persoonlijkheidssyndroom. Ook het milieu: vrouwenliefde, pottencafés, homobars, darkrooms, het blijft allemaal in het abstracte en onuitgewerkte. Daar had precies een kans gelegen, zet het maar eens haarfijn uiteen, neem me mee, introduceer me in deze milieus, laat me lachen, huiveren, meeleven, kom op, doe iets. Nu is het bar weinig.

Geef me dan in iedere geval meeslepende liefdesscènes, laat me daarin zien dat je kunt schrijven, dat je zinnen maakt waar de lust van afdruipt, dat je echt een schrijver bent, weet je wel, zo’n halve gare man of vrouw die prachtige lustzinnen maakt, naakte zinnen die me met huid en haar op willen vreten. Kom op met die zinnen, laat zien wat je kunt, dat je erbij hoort, je wilt toch schrijven, of niet soms? Doe het dan ook. Maar wat we krijgen is: ‘Daarna kwamen de honderd miljoen eindeloos zachte kusjes die de pijn verdreven, ter beloning. De kussen waarop ik ineenkrimpend klaarkwam.’ Of ‘Ik wil dat je het doet, ik wil het. Als je dit goed doet, weet ik dat je echt van me houdt.’ Geleende zinnen, allemaal allang ergens anders gelezen. Waar waren de Marjolein Houweling-zinnen in dit boek? Echte zinnen dus, waarvan je dacht, kijk eens even aan, ze gaat er voor en ze kan het ook nog?

Kees ’t Hart

Marjolein Houweling – Niemandsland. L J Veen, Amsterdam. 168 blz.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 25 mei 2001.