En wip was Kees al weg

Kees Bakels groeit op in een armelijk milieu als zoontje van een ziekelijke schoenwinkelier, maar is er diep van binnen van overtuigd heel bijzonder te zijn, dus voorbestemd om een beroemd man te worden. ‘Alleen door wat ongelukkige toevalligheden is hij geen beroemd man geworden,’ schrijft Theo Thijssen ironisch in de proloog van Kees de jongen, de in Nederland wereldberoemd geworden roman uit 1923 over opgroeien en overeind blijven door fantasie en geestelijke veerkracht. De dus ruim een eeuw oude klassieker krijgt door de fraaie hardcover-editie die nu bij Van Oorschot is verschenen, met sfeervolle illustraties van Dick Matena, alle kans nieuwe generaties te overtuigen.

Kees Bakels woont zoals bekend in Amsterdam, waar hij naar de lagere school gaat, zijn allemaal van grijze en bruine petjes voorziene vriendjes heeft en voor het eerst verliefd wordt, op Rosa Overbeek. Maar de grote armoede van die tijd, nauwelijks te vergelijken met die van tegenwoordig, want nog veel meer een kwestie van overleven, frustreert veel van zijn jongensambities. Gelukkig heeft hij zijn kinderlijke fantasie, die hem helpt zijn milieu tenminste in de geest te ontstijgen, zich inbeeldend dat iedereen naar hem kijkt, die bijzondere jongen:

Mensen waren er bijna niet op straat. Zaten voor de ramen te kijken. Dachten nu natuurlijk: ‘Hé, waar zou die jongen naartoe moeten?’

De realiteit van zijn doodzieke vader, en daarmee de grote geldzorgen van het gezin, zet hem echter snel weer met beide benen op de grond.

Kees de jongen is even gedateerd als tijdloos. Wat hoe dan ook universeel is: wie geld heeft komt er wel, wie daar niet over beschikt hoeft zich weinig illusies te maken. Maar als homo ludens is er altijd een uitweg, namelijk die van de belangrijke nutteloosheid. In Thijssens boek onder meer vertaald in de befaamde zwembadpas, een wonderlijke manier van lopen, waarbij je haast voorover valt, terwijl je hevig met je armen zwaait. Kees denkt zich er sneller mee te kunnen verplaatsen. Hij doet niets liever.

En wip was Kees al weg om z’n jas te halen.

Kees de jongen is niet alleen het zeer toegankelijke en charmante verhaal over een in de hoofdstedelijke Jordaan onder moeilijke omstandigheden opgroeiende puber, maar voor latere generaties ook een kennismaking met wat destijds als normaal werd gezien. Van een sociaal overheidsvangnet was nog geen sprake. De altijd als een dreigende donkere wolk boven veel gezinnen hangende armoede moet de idealistisch ingestelde en socialistisch georiënteerde schrijver / onderwijzer / politicus Thijssen, zelf afkomstig uit een weinig bemiddeld schoenmakersgezin, mede geïnspireerd hebben.

Met de ruim tweehonderd ingekleurde tekeningen van Dick Matena wordt het leven van de jongen enigszins ingevuld, net als het Amsterdam van die tijd. Voor wie graag de eigen verbeelding aan het werk zet is dat misschien geen stap vooruit. Zo zou je je de eerst nog gezonde vader Bakels getekend door Dick Matena gemakkelijk in een hedendaagse barbershop of cappuccino-tent kunnen voorstellen en ook het oude Amsterdam vertoont geen zichtbare tekenen van armoede.

Maar er is ook een andere kant. Bakels’ verhaal wordt natuurlijk met het jaar ouder en voor jongeren vermoedelijk steeds minder voorstelbaar. Een onderwijzer die vaderlijk met het zwaar getroffen gezin meeleeft, waar heb je die nog? Maar juist dan komen deze zachtmoedige indrukken ter verklaring van die merkwaardige oude tijden prima van pas.

Kees’ belevenissen en mijmeringen zullen voor een hedendaagse leeftijdgenoot van de protagonist door het consequent gehandhaafde archaïsche Nederlands van Thijssen (‘Hij lei een krant op tafel’) ongetwijfeld soms lastig zijn. Dergelijke woorden en formuleringen zijn echter mede de kracht en charme van dit iconisch geworden werk, maar op langere termijn ook de kwetsbaarheid, als de kennis van en vertrouwdheid met het Nederlands verder afneemt.

André Keikes

Theo Thijssen – Kees de jongen. Geïllustreerd door Dick Matena. Van Oorschot, Amsterdam. 380 blz. €27,50.