Omslagbeeld: © Neel Korteweg

 

Poes op schoot: over Ilse Starkenburg

Terugblik van Norman Douglas is een van de meest onderhoudende deeltjes uit de reeks Privé Domein. Douglas schreef zijn autobiografische schetsen aan de hand van visitekaartjes die hij een leven lang had verzameld. Het visitekaartje dat kunstenaar Neel Korteweg mij gaf, zou ook hij hebben kunnen waarderen. Boven haar naam Stroom der Zotheid en op de ommezijde het bijzondere portret van de jonge Erasmus dat zij maakte en dat gebruikt werd voor de biografie van Sandra Langereis. Met het kaartje de uitnodiging: kom eens praten over de dichter Ilse Starkenburg.

Drie weken geleden hoorde ik voor het eerst over Starkenburg. Ik weet niet wat het was, maar wat er over haar werd verteld, aan die ronde tafel in het restaurant van de Openbare Bibliotheek Amsterdam, raakte me. Was het het idee dat ze voor het ongeluk geboren was? Er ging altijd wel iets mis in haar leven. Alleen die mislukkingen werden wat melancholieke en kolderieke herinneringen, leuk om te verzamelen, niet voldoende om op de uitnodiging van Korteweg in te gaan en vlak voor de drukke avondspits per fiets de stad te doorkruisen naar haar atelier.

Eerst herkende ze me niet, man met pet en sjaal. Daarna nam ze mijn jas aan, zette koffie en liet me dwalen langs al haar kunstwerken. Ze liet me het portret zien van Emily Dickinson voor het omslag van de Friese uitgave van haar gedichten. Die ogen. Telkens zijn het de ogen. Ook bij Erasmus. Voor Erasmus de reiziger, de pas verschenen keuze uit zijn brieven, is opnieuw een portret van haar gekozen. Begin dertig is hij. Hij heeft bekend naakt te willen dansen voor die ene jongen. Vorsend kijkt hij de lezer aan, zoals hij ook naar die jongen had gekeken.

Maar ik ben hier voor Ilse Starkenburg. De dichteres stierf in 2019. Pas halverwege de vijftig. Neel geeft me het in memoriam dat zij schreef voor haar uitvaart en de enige verhalenbundel die Starkenburg publiceerde. Een vrouw met kleine voetjes. Maat 32 of maat 34. En met die kleine voeten liep ze stijf en met korte stappen door Amsterdam. Mollig, met grote borsten en een rug die in een rechte lijn in vormloze billen overging. Een te diep decolleté, te korte rokken. Geen talent om voor zichzelf te zorgen. Eigeel op haar blouse. Om zich op het dichten te kunnen concentreren koesterde ze haar wajong-uitkering, dan hoefde ze niet verder te solliciteren.

© Neel Korteweg

Hoe het dan gaat in een gesprek. Ik knabbel op pecannoten en we praten over Gerrit Komrij, een goede vriend van Neel. Ze was bij hem toen hij dodelijk ziek werd in Indonesië. Net als Erasmus, zegt ze, leefde hij in zijn hoofd, leek alles wat zich onder zijn nek bevond niet te bestaan. Pijntjes veronachtzaamde hij.

Met Ilse bezocht ze Anton Korteweg, hoofdconservator toen van het Nederlands Letterkundig Museum. Levendig gesprek over kunst en literatuur. Maar dan tussen Anton en Neel, terwijl Ilse steeds meer een stapje naar achter deed, onzichtbaarder werd. De overhandiging van haar bundel verliep klunzig en in de trein naar huis regende het hard.

We kijken allebei naar de foto die Neel van Ilse maakte. Achter het beslagen raam, een vaag gezicht. Een geestverschijning.

Weer dringen anderen voor. Erasmus keert terug, Komrij ook. Zoals het in ons gesprek gaat, zo ging het in haar leven, bedenk ik me. Telkens een stapje terug waardoor anderen voorgaan. Ze was net als Komrij gelukkig met een poes op schoot. Dan aaide ze eindeloos door de vacht, hoefde ze niets te zeggen. Ook een poes kan onzichtbaar aanwezig zijn, zonder iets meer te willen dan erbij zijn. Dat dit ook bij Ilse hoorde, naast al dat andere dat ze ook is geweest, de wens om ergens stil bij aanwezig te zijn. En te blijven. Als in een gedicht.

Zwoel

een dag in augustus in Groningen
zou eeuwig duren, eeuwig duren
we lagen met z’n drieën naakt op een dak
verstopt tussen omringende huizen, we leken
wel lijken, maar niemand kon ons zien
niemand kon tussen ons in komen en
er was nog geen gedicht

een zuchtje wind, knarsend grind onder
een teen en één van ons draaide
het zou kouder worden
we zouden ouder worden
onze vriendschap moeten achterlaten
op een dag, op een dak
in een gedicht

Ilse Starkenburg, uit: De boom valt op mij (2017)

© Neel Korteweg

Eric de Rooij