Recensie: Éric-Emmanuel Schmitt – De reis naar Jeruzalem
De uitdaging van Jeruzalem
‘Als je iets begrijpt van de situatie in Jeruzalem vandaag de dag, dan is het je niet goed uitgelegd.’ Een Joodse vriend van de Belgisch-Franse succesauteur Éric-Emmanuel Schmitt wilde het maar even gezegd hebben voorafgaand aan de reis van Schmitt naar het Heilige Land. De opmerking omvat alle mogelijke interpretaties die je er aan kunt geven. Dat wordt al snel duidelijk in Schmitts autobiografische, hoofdstukloze verslag van zijn bezoek in De reis naar Jeruzalem.
Begin vandaag de dag over Jeruzalem en de woedende kreten schetteren je in beide oren. Schmitt is zich er terdege van bewust. Hij probeert dan ook zo veel mogelijk afstand te houden van de ‘verkopers van drama’ en hun versimpelde opvattingen. Terroristen en demagogen verwerpen maar al te graag de tragedie die eraan ten grondslag ligt, weet Schmitt, terwijl door de krankzinnig complexe situatie rond de hoofdstad van de drie monotheïstische godsdiensten geen zwartwitte antwoorden voorradig zijn.
Éric-Emmanuel Schmitt is schrijver van talrijke prozawerken, waarin spiritualiteit en religiositeit in meerdere of mindere mate een rol spelen. Voor een schrijver uit West-Europa vandaag de dag een uitzonderlijke benadering, mede omdat Schmitt niet gemakkelijk meegaat in het schijnbaar alomtegenwoordige smalen en honen. Dat viel het Vaticaan ook op, wat resulteerde in de uitnodiging het Heilige land te bezoeken. Om er Bijbelse plaatsen aan te kunnen doen, mensen te ontmoeten en mogelijk iets uit mee te nemen wat een boek zou kunnen worden.
De reiziger in spe laat aan het begin van dit door het Vaticaan gehoopte boek meteen doorklinken dat hij twijfel kende:
De geest voedt zich niet met stenen, paden of gebouwen. Een betere gelovige kan ik overal wel worden.
Maar omdat zijn blik welbeschouwd toch al op Jeruzalem gericht stond, kon hij de stap voor zichzelf goed verantwoorden. Het veelomvattende en ook heel persoonlijke boek, nu verschenen bij Otheo, de naam waaronder de Vlaamse RK-media sinds kort werken, is in alle opzichten meer dan een kaal reisverslag. Schmitt legt uit afkomstig te zijn uit een religie-sceptisch gezin en zelf ook heel lang erg afwerend te hebben gestaan tegenover alles wat de Bijbel aan de orde stelt. Maar in februari 1989 werd hij als 28-jarige aangeraakt door het geloof, toen hij een mystieke nacht doorbracht onder de sterrenhemel van Tamanrasset, aan de rand van de Sahara. Later werd dat geloof christelijk ingevuld door het lezen van de Bijbelboeken op een Parijs’ zoldertje.
In De reis naar Jeruzalem krijgt Schmitt andermaal een religieuze opdonder te verwerken, als hij in de Heilig Grafkerk de aanwezigheid van God in vlees en bloed meent te hebben waargenomen; zijn geur, zijn warmte en zijn blik. En daarmee is dit getuigeniswerk natuurlijk helemaal rond. Dat hij tussen de talloze sjokkende en rondhangende toeristen, de norse en onbeschofte bewakers en veiligheidsmensen, de commerciële rimram van de grote stad en zijn mede-Franssprekende pelgrims van het eiland Réunion zo meegesleept kon worden, had hij niet verwacht.
De mensheid is verdeeld in hen die raadsels oplossen en hen die bereid zijn te blijven luisteren naar mysteries.
Na zo’n cruciale ervaring vallen bezoeken aan andere, niet zelden ook nog zeer omstreden, hoogtepunten van deze ‘trotse, onbeschaamde en onverdraaglijke’ stad en haar Bijbelse ommelanden gemakkelijk in het niet. De reis naar Jeruzalem is daarmee ook in de eerste plaats een religieus boek, al is Schmitt de filosoferende en twijfelende literator gelukkig nooit ver weg. Zijn grote talent om achter kleine gebeurtenissen en gesprekken grote ontwikkelingen te schetsen, laat hem, ondanks al die openbaringen en vermoeienissen, niet in de steek.
Hij herhaalt graag wat hij extra wil benadrukken, tracht maatschappelijke en religieuze tegenstellingen te overbruggen en laat ook niet na te erkennen dat álle partijen van het nooit eindigende Midden Oosten-conflict zowel gelijk als ongelijk hebben.
Hoopvol mag je de voortgaande wetenschappelijke onderzoeken noemen, die helder kunnen maken dat er in het verleden meer ‘poreusheid’ was tussen de verschillende religieuze werelden, waardoor er altijd ruimte bleef voor onderling begrip. Schmitt laat zich bijvoorbeeld uitleggen dat islamitische vrouwen vroeger zonder problemen naar het graf van Maria gingen om te bidden om een kind. Een ‘genezing van het geheugen’ zou daarmee aan de basis kunnen liggen van een toenadering tussen Joden en Palestijnen, die onderling grote genetische verwantschap vertonen. Daarmee zou hun bloedige strijd welbeschouwd een broederoorlog kunnen heten, die nooit zou mogen voorkomen.
Natuurlijk ontkomt de lezer van een werk als dit niet aan de noodzaak van een zekere Bijbelkennis, maar wie beschikt daar nog over vandaag de dag? Echter ook zonder die achtergrond weet Schmitt de lezer gemakkelijk mee te nemen op zijn reis. Zelfs ‘opdrachtgever’ paus Franciscus, die een nawoord schreef. Opmerkelijk is dat de in het boek verschillende keren genoemde, sterke oorspronkelijke titel De uitdaging van Jeruzalem in de Nederlandse vertaling om onduidelijke redenen is gewijzigd in het lang niet zo intrigerende De reis naar Jeruzalem.
André Keikes
Éric-Emmanuel Schmitt – De reis naar Jeruzalem. Met een nawoord van paus Franciscus. Vertaald door Liesbeth van Nes. Otheo – Antwerpen. 224 blz. € 21,99.