Recensie: Guus Luijters – Laatste brood en Klein geluk in Parijs
Guus Luijters is in zijn literaire herinneringen nogal laconiek over de aanval van Jeroen Brouwers in De Nieuwe Revisor
Het is vervelend dat je het niet over het werk van Guus Luijters kunt hebben zonder dat de naam van Jeroen Brouwers moet vallen. Het allervervelendst is dat natuurlijk voor Guus Luijters zelf.
Hij werd een schrijversleven geleden hard en onheus aangevallen door Brouwers. Hem werd in het pamflet De Nieuwe Revisor – het vulde in november 1979 het gehele 250ste nummer van Tirade en werd daarna in boekvorm herdrukt in De bierkaai (1980) en daarna nog eens in Hamerstukken (2010) – zelfs verweten dat zijn “geschrijf ruikt naar de folterkamer, de gaskamer, het lijk. Van zulk geschrijf loopt een dikke kaarsrechte, bloedrode lijn naar –> fascisme.”
De absurde aanklacht werd Luijters dus meer dan dertig jaar lang nagedragen.
Ik zou daar slecht van slapen. Fascisme – dat is nogal wat om van beschuldigd te worden. Of misschien moet je zeggen: dat wás nogal wat om van beschuldigd te worden. Tegenwoordig is het Tweede Kamer-fähig, helaas.
In het recentelijk verschenen Laatste brood. Literaire herinneringen komt Guus Luijters pas op pagina 93, bijna laconiek, op de affaire terug. De “zinsnede waarin hij beweert dat er van mijn ‘geschrijf een bloedrode lijn naar het fascisme loopt’”, schrijft hij, “heeft me zeer gekwetst.” Dat zou ik denken! Maar het appèl dat Brouwers aan collega-schrijvers deed, in De Nieuwe Revisor allen bij naam genoemd, om “Luijters en de Luijtersgelijken” de mond te snoeren, nam Luijters “niet erg serieus, en na al die jaren kan ik het nog steeds niet serieus nemen, maar op Karel van het Reve en W.F. Hermans na […] besloot vrijwel iedereen gehoor te geven aan de oproep tot uitsluiting.”
Een paar bladzijden verder: “Jaren later zei iemand die een scriptie over mij en mijn werk had geschreven: ‘Het was net of je in 1980 was overleden.’ Ik bleek minder vrienden te hebben dan ik dacht. De enige die een tegengeluid liet horen was Mensje van Keulen.”
Hier moet het geheugen de intussen 81-jarige schrijver in de steek hebben gelaten. Zeker, er was veel bijval voor Brouwers, maar kort nadat het Tirade-nummer met zijn aanval op Guus Luijters was verschenen, roerden zich Henk Spaan, IJsbrand Stoker (= Hugo Brandt Corstius), Vic van de Reijt, Reinjan Mulder, Nico Scheepmaker, Piet Grijs (= Hugo Brandt Corstius) en Bob Polak in De valse revisor (1980), een waaier van stukken die genoemde auteurs eind ’79 hadden gepubliceerd in media als Propria Cures, Vrij Nederland, de Volkskrant, Het Parool, Folia Civitatis en NRC Handelsblad. (Zelf publiceerde ik indertijd een kritisch artikel – ook ten opzichte van Guus Luijters – in Het Vrije Volk en het anti-Brouwers pamflet Een Nieuwe Tirade?).
Wat mij betreft heeft Guus Luijters zelf Jeroen Brouwers met In Memoriam (2012) over de 18.000 in de oorlog gedeporteerde en vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen lik op stuk gegeven. Dit meer dan duizend bladzijden tellende gedenkboek is een indrukwekkend monument dat respect afdwingt. Overigens heeft Luijters in totaal 36 titels op zijn naam staan: het is Brouwers dus niet gelukt om hem in de knop te breken. Hij heeft weliswaar van zijn boeken nooit kunnen leven, schrijft hij, dus vandaar al die columns, boekrecensies, beschouwingen, interviews, reisverhalen, “van alles, en dat alles heb ik nooit als werk gezien, maar net als mijn boeken als plezier.”
In Laatste brood reist Luijters kriskras door de tijd in 347 paragrafen verdeeld over 318 bladzijden. Er staan herinneringen in het boek die twee of meer bladzijden in beslag nemen, soms bestaat een paragraaf uit niet meer dan één zin.
Wat erg jammer is, is dat een namenregister ontbreekt, des te jammerder omdat (maar zo werkt het geheugen nu eenmaal) de ene herinnering de andere oproept, eerder associatief dan systematisch. Enige orde in het geheel zou de samenhang ten goede zijn gekomen: alle herinneringen aan Gerard Reve in één hoofdstuk, net als die aan Willem Frederik Hermans, aan Heere Heeresma, Jan Cremer, Jules Deelder en noem maar op.
In een kroeg op de Zeedijk ontmoette Luijters bij toeval zijn favoriete schrijver Gerard Kornelis van het Reve. Of hij beroemde schrijvers kwam lastigvallen? “En hij lachte, zijn sardoische Reve-lach, de puntige hoektanden bloot.” Er werd bier gedronken en er ontstond een vechtpartij in het café “waar Gerard zich voortvarend in stortte. ’Kom op,’ riep hij naar me, waarop ik me ook in de knok begaf.”
Het moet in 1962 zijn geweest. “Dat iemand als Gerard Reve homo kon zijn, was nooit in me opgekomen. In zijn werk had ik er nooit iets van gemerkt. Maar het was zo, het viel niet te ontkennen, een hele ontdekking vond ik.” Misschien moest het Tirade-nummer met ‘Brief uit Edinburgh’ nog verschijnen, misschien hield Guus Luijters het tijdschrift niet bij. Tijdens de schrijversconferentie die in de Schotse hoofdstad werd gehouden, voerde Reve het woord. Hij zei “dat ik mij, als homoseksueel, zeker nooit door iemand zal laten verbieden homoseksualiteit tot onderwerp van mijn werk te kiezen.”
Kort na zijn ontmoeting met Reve belandt Luijters, op bezoek in “het krot op de O.Z. Achterburgwal 35” waar [Reve] toen woonde”, bij hem in bed. “Het viel niet mee, maar alle seks viel tegen in die tijd. De fantasieën die mijn soloseks begeleidden, waren altijd een stuk spannender dan de werkelijkheid, en dat is lang zo gebleven. De ommekeer kwam pas toen ik jou, voor wie ik leef en schrijf, ontmoette.”
Deze plotseling opduikende “jou” moet dan Ruth Visser zijn, aan wie de literaire herinneringen van Guus Luijters mede zijn opgedragen. Reve heeft nog vaker geprobeerd Luijters in bed te krijgen, “maar het is er nooit van gekomen. Wonderlijk.” Luijters vond hem “hoogst aantrekkelijk”, maar “de hele hofhouding” van Reve stond hem tegen.
Door zijn opzet is Laatste brood een amusant bladerboek geworden waaruit je af en toe een krent pikt. Hetzelfde is het geval bij Klein geluk in Parijs, herinneringen aan bezoeken aan Parijs, verluchtigd met foto’s van Eddy Posthuma de Boer. Beide uitgaven komen tegemoet aan het motto van Jane Austen dat aan de literaire herinneringen voorafgaat: “Think only of the past as its remembrance gives you pleasure.” Dat lijkt me meteen de verklaring voor dat laconieke terugkijken op wat toch ook een poging tot karaktermoord was, die aanval van Brouwers.
Frank van Dijl
Guus Luijters – Laatste brood. Literaire herinneringen. De Kring, € 24,99.
Guus Luijters en Eddy Posthuma de Boer – Klein geluk in Parijs. De Kring i.s.m. Argus, € 19,99.